Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

apr

26



Hoofdstuk 8: De zuivering van Maria

  
 
Download PDF

Het leven van de Heilige Maagd Maria volgens Anna Catharina Emmerich.

Hoofdstuk 8: De zuivering van Maria

Toen de dag begon te naderen dat de Heilige Maagd, volgens de Wet haar Eerstgeborene in de tempel aan de Heer moest opdragen en loskopen, werd alles klaar gemaakt, zodat de Heilige Familie eerst naar de tempel en daarna naar Nazareth, hun woonplaats kon vertrekken.

Reeds op Zondagavond [30 december] was onder de herders alles verdeeld van wat de dienstknechten van de Heilige Anna hadden achtergelaten. De geboortegrot en de zijgrot en ook die van Maraha's graf waren geheel ontruimd en gereinigd. Jozef droeg er zorg voor dat alles behoorlijk in orde was.

In de nacht van zondag op maandag 31 december zag ik hem met Maria en het goddelijk Kind de geboortegrot bezoeken en van deze heilige plaats afscheid nemen. Zij spreidden het van de Koningen ontvangen kleed weer uit op de plek waar Jezus geboren was, legden het Kind er neer en aanbaden het. Hetzelfde geschiedde ook op de plaats van de besnijdenis.

Op maandag 31 december 1821 zag ik bij het aanbreken van de dag de Heilige Maagd de ezel bestijgen, die door de oude herders geheel voor de reis toegerust was, en voor de ingang van de grot stond. Jozef hield het goddelijk Kind vast, tot Maria zich gemakkelijk had neergezet en legde het dan in haar schoot. Zij zat dwars op het zadel en haar voeten rustten op een tamelijk hoog aangebracht voetplankje en waren naar de achterzijde van de ezel gekeerd. Maria hield de kleine Jezus op de schoot in haar wijde sluier gehuld en zag met innig welgevallen op hem neer. De Heilige Familie voerde slechte enkele dekens en pakjes op de ezel met zich mee. Maria zat er tussen in.

De herders namen van de Heilige Familie ontroerend afscheid en vergezelden hen een eindweg. Zij namen niet de weg die zij gekomen waren, maar gingen tussen de geboortegrot en de grot van Maraha door, oostwaarts naar Bethlehem. Niemand had hun vertrek opgemerkt.

30 januari. Ik zag vandaag de Heilige Familie zeer langzaam op de korte weg van Bethlehem naar Jeruzalem voortrekken: zij moeten wel dikwijls gerust hebben. Tegen de middag zag ik hen op een bank zitten bij een overdekte bron. Ik zag een paar vrouwen bij de  Heilige Maagd komen. Zij brachten haar kleine kruikjes met balsem en broodjes.

Maria's offer voor de tempel ging in een korf aan de ezel. De korf had drie verschillende vakken, twee waren van binnen met doek overtrokken en bevatten vruchten: het derde was doorzichtig en diende voor de berging van de duiven.

Tegen de avond zag ik de Heilige Familie op ongeveer een kwartier afstand van Jeruzalem, dicht bij een grote herberg haar intrek nemen, in een kleine woning, waar een kinderloos echtpaar woonde. en waar zij met buitengewone hartelijkheid ontvangen werd. Ik weet nu ook waarom ik gisteren de dienstknechten van de Heilige Anna voor lieden uit een herberg bij Jeruzalem gehouden heb: zij hadden op hen reis ook bij deze goede, oude mensen overnacht en er toen onderdak besproken voor de Heilige Maagd. Het waren Esseners en verwanten van Joanna Chusa. De man hield zich met tuinbouw bezig, snoeide heggen en moest de wegen in orde houde.

1 februari. Ik zag vandaag de Heilige Familie bij de oude mensen in de herberg voor Jeruzalem. De Heilige Maagd was het grootste gedeelte van de dag met de kleine Jezus in een vertrek alleen en had het kind op een laag, vooruitstekend gedeelte van de muur in een deken neergelegd. Zij was onafgebroken in gebed verzonken en scheen zich tot de offerande in de tempel voor te bereiden. Ik ontving daarbij op inwendige wijze wenken hoe men zich voor het ontvangen van het Heilige Sacrament moest voorbereiden. In de kamer van de Heilige Maagd zag ik een schaar van engelen die de kleine Jezus aanbaden. Ik weet niet of de Heilige Maagd de Hemelse geesten eveneens aanschouwde, maar ik denk het wel, want ik zag haar in grote ingetogenheid. De lieden uit de herberg omringden de Heilige Maagd met alle mogelijke zorg: het scheen dat zij een vermoeden hadden van de heiligheid van het goddelijk Kind.

's Avonds om 7 uur zag ik in mijn beschouwing de grijze Simeon. Het was een mager, hoogbejaard man, met korte baard. Hij was priester, was gehuwd en had drie zonen, van welke de jongste wel twintig jaar oud kon zijn. Ik zag Simeon, die dicht bij de tempel woonde, door een enge, donkere gang in de tempelmuren naar een kleine, gewelfde cel gaan, die in dikke muren was ingebouwd. In de cel zag ik niets dan een opening, waardoor men in de tempel kon zien. Ik zag er de grijze Simeon geknield en in gebed verzonken. Dan vertoonde zich een engel, die hem aanmaande om de morgen daarop te letten op het eerte knaapje dat zou geofferd worden, want dat was de Messias, naar wie hij zo lang had uitgezien. Als hij die gezien had, zou hij spoedig sterven. Ik kon dat zo goed zien: de ruimte was geheel verlicht en de heilige grijsaard straalde van vreugde.

Ik zag Simeon naar zijn woning terugkeren en vol geestdrift aan zijn vrouw berichten, wat de engel hem als boodschap meegegeven had. Toen zijn vrouw zich later te rusten legde, zag ik hem andermaal in gebed.

Ik heb nooit gezien, dat de vrome Israëlieten en hun priesters bij het bidden zulke overdreven gebaren maken, zoals de Joden dat in onze tijd doen. Maar ik zag wel dat zij zich geselden.

Ik zag ook hoe de profetes Anna in haar cel bij de tempel aan het bidden was en een visioen had over de opoffering van het kind Jezus in de tempel.

2 februari. Vanmorgen, toen het nog niet geheel dag was, zag ik de Heilige Maagd in het gezelschap der lieden uit de herberg de weg naar de tempel te Jeruzalem inslaan. Men begaf zich dicht bij de tempel in een door muren omsloten binnenplaats. Terwijl Jozef en zijn gastheer de ezel in een schuur onderbrachten, werd Maria met haar Kind door een bejaarde vrouw vriendelijk ontvangen en langs een overdekte gang naar de tempel geleid. Zij droegen licht bij zich, want het was nog duister. Reeds hier kwam de grijze Simeon de Heilige Maagd vol verwachting tegemoet. Hij richtte enkele vriendelijke woorden tot haar, nam het goddelijk Kind in de armen en drukte het aan zijn hart, waarna hij zich weer langs een andere weg naar de tempel spoedde. Hij was door de boodschap van de engel zo verlangend geworden om het Kind der Belofde te zien, naar wiens komst hij zo vurig verlangd had, dat hij hier reeds de komst der vrouwen had afgewacht. Simeon droeg lange kleren, zoals de priesters die buiten hun dienst plachten te dragen. Ik heb hem reeds meerdere maken in de tempel gezien, doch steeds als een gewoon priester. Hij muntte uit door buitengewone godsvrucht, nederigheid en verlichting des geestes.

De Heilige Maagd werd door haar geleidster naar het voorhof van de tempel gevoerd, waar de opdracht zou plaats hebben en werd daar door Anna en Noëmi, haar voormalige leermeesteres, verwelkomd, welke beide vrouwen aan deze zijde van de tempel verblijf hielden.

Simeon, die nu andermaal de Heilige Maagd tegemoet kwam, leidde haar met het Kind naar de plaats waar de vrijkoping van de eerstgeborenen geschiedde, en Anna, die van de Heilige Jozef de korf met de offergaven had ontvangen, volgde haar met Noëmi. De duiven waren in het onderste gedeelte van de korf, terwijl boven in een afzonderlijk vak, vruchten waren geborgen. Jozef ging door een andere deur binnen, naar de plaats der mannen.

Men wist wel in de tempel dat meerdere vrouwen voor de opoffering kwamen, want alles was gereed gemaakt. De ruimte waar de plechtigheid werd voltrokken, was zo groot als de parochiekerk hier in Dulmen.

Rondom aan de muren brandden vele lampen, die in driehoeksvorm waren aangebracht. Aan het einde van een gebogen stang verhieven zich de kleine vlammen boven een vergulde schijf, die bijna evenzeer schitterde als het lichtje zelf. Aan elke schijf was met een koordje een kleine domper bevestigd, die op het licht geplaatst, de vlam zonder walm te veroozaken, uitdoofde en bij het ontsteken weer verwijderd werd.

Verschillende priesters hadden voor een soort altaar, waar aan de hoeken hoornvormige punten gevstigd waren, een langwerpige vierkante kast gebracht, waarvan de deuren geopend en opgeslagen werden en dan een tamelijk grote tafel vormden, waarop een blad gelegd werd. De tafel werd eerst met een rood en vervolgens met een doorschijnend wit kleed, dat aan alle kanten de grote reikte, bedekt. Op de vier hoeken plaatste men brandende en van verschillende armen voorziene lampen, terwijl in het midden, rondom een langwerpig wiegje, twee ovale schoteltjes en twee korfes werden neergezet. Al deze voorwerpen werden uit de kast genomen en ook de priesterkledij, die op het altaar werden gelegd. De opgerichte offertafel was van een traliehek omgeven. Aan beide zijden van dit gedeelte van de tempel stonden zetels van verschillende hoogte, waarin biddende priesters hadden plaatsgenomen.

Simeon trad nu op de Heilige Maagd toe, die het goddelijk Kind, in een hemelsblauwe sluier gehuld, op de armen droeg en leidde haar tot de offertafel, waar zij de kleine Jezus in een wiegje legde. Vanaf dit ogenblik zag ik de tempel vol van bovennatuurlijk licht. Ik zag dat God er tegenwoordig was en boven het goddelijk Kind opende zich voor mij de Hemel tot bij de troon der Heilige Drievuldigheid. Nu geleide Simeon de Heilige Maagd weer naar haar plaats. Maria droeg een licht, hemelsblauw kleed, een witte sluier en een lange, gele mantel.

Simeon begaf zich naar het altaar, waar de priesterkledij gelegd was en hij, samen met nog drie andere priesters, waren elkaar bij het kleden voor de heilige handeling behulpzaam. Zij hingen aan de arm een schildje en het hoofd werd met een gespleten muts bedekt. Voor en achter de offertafel nam vervolgens een priester plaats. De overige priesters bevonden zich aan zijn zijde en bogen zich over het Kind.

Nu trad de profetes Anna tot Maria, reikte haar de offerkorf en leidde haar tot bij het traliewerk voor de offertafel, waar beiden bleven staan. Simeon, die voor de tafel stond, opende het hek, voerde Maria tot voor de tafel en plaatste de offergave er op. In een van de ovale bordjes werden vruchten, en in een ander geldstukken gelegd. De duiven bleven in de korf.

Simeon bleef met Maria voor de offertafel staan. De priester, die er achter stond, nam nu het kindje Jezus uit het wiegje in zijn handen, hief het omhoog en keerde het naar de verschillende zijden van de tempel. Hij bad hierbij lange gebeden. Daarna gaf hij het Kind aan Simeon, die het weer in de armen van zijn Moeder legde en van een gebedenrol, die naast hem aan een standaard hing, over haar en het Kind gebeden uitsprak.

Vervolgens leidde de priester haar weer buiten het hek, van waar zij door de profetes Anna naar het voor vrouwen bestemde gedeelte van de tempel werd teruggeleid. Hier waren nog ongeveer twintig overige vrouwen met hun eerstgeborenen van het mannelijk geslacht tot het brengen van de offergaven bijeen. Jozef en de andere aanwezige mannen stonden verder terug, op de plaats van de mannen.

De priesters verrichten voor het altaar nog een plechtigheid, dat met een wierookoffer en gebeden gepaard ging, terwijl de van weerszijden gezeten priesters meebaden en daarbij onopvallende gebaren maakten, in ieder geval minder opvallend als deze van de Joden in onze tijd. Toen de plechtigheid was afgelopen, trad Simeon weer op de Heilige Maagd toe, nam het goddelijk Kind in de armen en sprak, van een  onbeschrijfelijke blijdschap bezield, een loflied uit. Hij loofde God, omdat de voorzeggingen in vervulling waren getreden en zei:

"Nu laat Gij uw dienaar gaan, O Heer,
volgens Uw woord in vrede.
Want gezien hebben mijn ogen Uw Heil,
dat Gij bereid hebt voor het aanschijn
alle volkeren:
Een licht tot openbaring aan de heidenen
en tot luister van Uw volk Israël."

Jozef was na de plechtigheid ook nader getreden en luisterde met de Heilige Maagd vol eerbied naar de begeesterende woorden van de grijsaard, die hen beide zegende en tot Maria sprak: "Zie, deze is gesteld tot val en opstanding van velen in Israël en tot een teken van tegenspraak, maar ook uw eigen ziel zal een zwaard doorboren, opdat uit veler harten de gedachten zich openbaren."

Toen Simeon deze woorden gesproken had, geraakte ook de profetes Anna in vervoering en sprak lang en luid over het kindje Jezus en prees Zijn moeder zalig.

Ik zag dat alle aanwezigen met ontroering luisterden, maar er was nergens een stoornis: zelfs de priesters schenen iets er van te horen. Het was of dat hardop, begeesterd bidden niet zo ongewoon was en meermalen voorkwam. Toch zag ik, dat alle aanwezigen diep bewogen waren. Allen betuigden het Kind en zijn Moeder grote eerbied. Maria schitterde als een hemelse roos!

Voor het oog van de wereld had de Heilige Familie de geringste offergaven aangeboden: Jozef stelde echter heimelijk aan Simeon en Anna gele driehoekige munststukjes ter hand ten behoeve van arme meisjes, die bij de tempel hun opvoeding genoten, maar zelf de kosten ervan niet konden dragen.

Thans werd de Heilige Maagd met het Kind door Anna en Noëmi naar de binnenplaats geleid, waar afscheid werd genomen. Jozef bevond zich reeds daar met de lieden uit de herberg en hield het lastdier bij de teugel. Men aanvaardde zonder verder oponthoud de reis naar Nazareth.

De opdracht van de overige in de tempel aanwezige eerstgeborenen heb ik niet bijgewoond, maar toch voel ik, dat zij allen een buitengewone genade ontvingen en dat velen onder hen met de Onschuldige Kinderen de marteldood zijn gestorven.

De godsdiensstige plechtigheid was vanmorgen om ongeveer negen uur afgelopen, het tijdstip dat het vertrek van de Heilige Familie plaatshad. Deze bereikte vandaag nog Bethoron en nam er haar intrek in hetzelfde huis waar de Heilige Maagd dertien jaar geleden vertoefd had, toen zij naar de tempel gebracht werd. De bewoner van het huis scheen een leraar te zijn. Hier wachtten dienaren van Anna, die gezonden waren om hen af te halen.

Men begaf zich naar Nazareth langs een veel kortere weg dan de Heilige Familie eerst gevolgd was, toen zij, alle drukke plaatsen vermijdend, slechts in eenzaam gelegen woningen hun intrek namen.

Jozef had de jonge ezelin, die op de reis naar Bethlehem de weg had aangewezen, bij een familielid als pand achtergelaten, want hij dacht nog altijd naar Bethlehem terug te keren en zich in het dal van de herders een woning te timmeren. Hij had er ook met de herders over gesproken en hun gezegd dat hij Maria slechts voor een tijdje naar haar moeder bracht, opdat zij zich van de doorstane ontberingen zou kunnen herstellen. Daarom had hij ook vele zaken bij de herders achtergelaten.

Jozef draagt vreemdsoortige geldstukken bij zich, die, naar ik meen, van de Driekoningen afkomstig waren. Hij hield tussen zijn kledij een tas verborgen, waarin hij een aantal heel dunne, blinkende, gele blaadjes droeg. Zij leken op paasbriefjes met afgeronde hoeken. Daarop stond iets gegrift. De zilverlingen van Judas waren dikker en tongvormig: de volledige waren aan beide zijden, de halve slechts aan één zijde afgerond.

Ik zag de Heilige Driekoningen dezer dagen bij een rivier weer allen tezamen komen. Zij hielden rustdag en vierden feest. De plaats bestond uit een groot huis en verschillende kleinere huizen. Zij keerden terug langs een weg, gelegen tussen die waarlangs zij gekomen waren en die welke Jezus nam, toen Hij in het derde jaar van zijn openbaar leven uit Egypte terugkeerde naar zijn geboorteland. Aanvankelijk reisden zij met grote spoed, doch van deze plaats uit ging de tocht veel langzamer. Het leek mij voortdurend of een lichtende jongeling voor hen opgaat en ook soms met hen spreekt. Zij lieten Ur [?] rechts liggen.

3 januari. Simeon had een vrouw en drie zonen. De oudste leek ongeveer veertig en de jongste twintig jaar oud. Zij waren alle drie in dienst van de tempel en zijn in latere jaren in het geheim steeds vrienden van Jezus en diens volgelingen geweest. Zij sloten zich dan ook, de enen voor Jezus kruisdood, de anderen na diens hemelvaart, aan bij de leerlingen van de Heer. Bij de viering van het laatste Paasfeest bereidde een van hen het paaslam voor Jezus en de apostelen. Het kan echter ook zijn dat zij allen kleinkinderen van Simeon waren. Allen hebben, tijdens de eerste vervolgingen na Jezus' hemelvaart, grote diensten aan de vrienden van de Heer bewezen. Simeon was verwant met Seraphia, die later de naam Veronica ontving, en door haar ouders ook met Zacharias.

Ik zag dat Simeon, toen hij na zijn profetie bij de opoffering van Jezus in de tempel, naar huis was teruggekeerd, dadelijk ziek werd. Hij sprak nog vol heilige geestdrift met vrouw en kinderen. Vannacht reeds wist ik dat hij vandaag zou sterven. Van het vele dat ik omtrent zijn dood heb gezien, herinner ik mij nog het volgende:

Simeon vermaande op zijn sterfbed vrouw en kinderen, sprak met hen over het Heil dat over Israël gekomen was en wat er hem door de engel was medegedeeld: Hij deed dit met diepe ernst en vol innige blijdschap. Ik zag hem dan kalm uit het leven scheiden en hoorde de stille jammerklachten van de zijnen. Er waren vele bejaarde priesters en Joden bij hem om te bidden.

Het lijk werd nu in een ander vertrek gedragen, waar het op een plank werd gelegd, dat met openingen voorzien was en met een spons was afgewassen. Daarna legde ze grote, groene bladeren er om heen, omgaven het met bosjes fijne kruiden en hulden het dan in een grote doek. Dan werden er lange windsels omheen gedraaid zodat het er uitzag als een bakerkind. Het lichaam was nu heel recht en onbewegelijk. Ik meen dat ze er de plank mee ingedraaid hebben.

Tegen de avond werd Simeon begraven. Zes mannen met takken droegen hem op een plank, dat van een lange, opstaande rand voorzien was. Deze rand was in het midden hoger dan aan de vier uithoeken. Op die plank lag het ingewikkelde lijk, zonder andere bedekking.

De dragers en hun gevolg gingen vlugger dat dat dit het geval is bij ons. Het graf lag op een heuvel, in de nabijheid van de tempel. Het had de vorm van een heuveltje waarin schuin een deur was aangebracht. Van binnen was het graf gemetseld. Het was hetzelfde soort metselwerk, maar dan ruwer, als de Heilige Benedictus in zijn eerste klooster gebruikte.

De wanden waren, evenals de cel van de Heilige Maagd bij de tempel, met figuren en sterren van gekleurde tegels versierd. De kleine holte, waar men in het midden het lijk plaatste, bood deze ruimte, dat men rondom het lijk kon heengaan. Er geschiedden bij de begrafenis nog enkele gebruikelijke ceremonieën. Men legde ook onder meer munten, steentjes en, als ik mij niet vergis, ook spijzen naast het lijk. Men zekerheid kan ik dit niet mededelen.

Ik zag 's avonds de Heilige Familie aankomen in Anna's woning, die ongeveer een half uur van Nazareth, in de richting van het dal van Zebulon, gelegen was. Er had een familiefeest plaats, evenals indertijd bij Maria's vertrek naar de tempel. Er was boven de tafel een lamp onstoken. Joachim leefde niet meer. Anna's tweede man had diens plaats als heer des huizes ingenomen. De oudste dochter van de Heilige Anna, Maria Heli, was ook aanwezig. De ezel werd van zijn vracht ontdaan, want de Heilige Familie wenste enige tijd bij de Heilige Anna door te brengen. Het goddelijk Kind verspreidde vreugde en blijdschap om zich heen en al hun geluk was van inwendige aard. Er namen ook enige bejaarde priesters deel aan het feest, dat van een kleine maaltijd vergezeld ging, waarbij de vrouwen, evenals in gewone omstandigheden, van de mannen waren gescheiden.

Ik zag de Heilige Familie nog in Anna's woning. Er zijn verschillende vrouwen aanwezig en wel Anna's oudste dochter Maria Heli. Verder Maria van Cleophas, een vrouw uit de streek van Elisabeth en de dienstmaagd, die Maria te Bethlehem behulpzaam was. Deze dienstmaagd was na de dood van haar echtgenoot, die een slecht leven geleid had, niet meer tot het huwelijk te bewegen geweest, doch begaf zich naar Elizabeth te Jutta, waar Maria haar leerde kennen, toen zij voor Johannes' geboorte aan haar nicht een bezoek bracht.

Ik zag vandaag dat Jozef bezig was met de ezels te bepakken en vervolgens voor de lastdieren uitgaande, met de dienstmaagd naar Nazareth ging.

Ik herinner mij alles wat ik vandaag in de woning van de Heilige Anna gezien heb niet meer in bijzonderheden, maar ik moet er mij erg opgewekt gevoeld hebben, want ik had zo een grote drang tot bidden, dat ik het op dit ogenblik zelf niet kan begrijpen. Voordat ik bij de Heilige Anna kwam, had ik in de geest een jong echtpaar bezocht, dat voor een bejaarde moeder zorgde. Beiden lagen nu doodziek te bed en wanneer zij niet genezen, moet de moeder van gebrek omkomen. Ik kende deze arme familie, doch had lange tijd niets meer van haar vernomen. In wanhopige omstandigheden roep ik steeds de Heilige Anna aan en toen ik vandaag in mijn beschouwing bij haar was, zag ik in haar tuin, ten spijt van het gure jaargetijde, nog vele peren, pruimen en andere vruchten aan de bladerloze bomen hangen. Ik mocht er bij mijn vertrek van plukken en bracht de peren naar het zieke echtpaar dat er door genezen werd. Later moest ik ook nog aan de vele arme zielen, bekende en onbekende, vruchten brengen en deze werden er heel door verkwikt.

Waarschijnlijk beduidden deze vruchten genaden, door de voorspraak van de Heilige Anna verkregen. Voor mij betekenen deze vruchten weer veel smart en lijden. Dat ondervind ik altijd bij zulke beschouwingen, waarin in vruchten pluk in de tuin van de heiligen, want daarvoor moet betaald worden. Waarom ik deze vruchten plukte in de tuin van de Heilige Anna, weet ik niet meer. Ongetwijfeld waren het zieke echtpaar en deze arme zielen beschermelingen van de Heilige Anna, zodat voor hen vruchten van genaden moesten verdiend worden, of misschien deed ik het, omdat de Heilige Anna een helpster is in hopeloze omstandigheden, zoals ik steeds heb ondervonden.

Op de vraag hoe in dit jaargetijde de weersgesteldheid in Palestina was, gaf A.C. Emmerich het volgende antwoord: Ik vergeet steeds hierover te spreken, omdat mij alles zo natuurlijk overkomt, dat ik altijd meen, dat iedereen dat weet. Dikwijls zie ik regen en mist, soms ook sneeuw, die echter onmiddellijk smelt. Vaak zie ik bladerloze bomen, waaraan nog vruchten hangen. Er is meerdere malen oogst in het jaar. Ik zie reeds oogsten als het bij ons nog lente is. Thans, in de winter, zie ik de mensen op weg warm gekleed: zij hebben de mantels over het hoofd geslagen.

6 januari. Vanmiddag zag ik de Heilige Maagd in het gezelschap van haar moeder, die het goddelijk Kind droeg, maar Nazareth vertrekken. De weg loopt heerlijk tussen heuvels en tuinen door en is ongeveer een half uur lang.

Anna zendt uit haar woning voor Jozef en Maria levensmiddelen. O, hoe roerend gaat het er bij de Heilige Familie aan toe. Maria is Moeder en tegelijk de nederigste dienstmaagd van het goddeijk Kind en onderdanig aan haar echtgenoot. Jozef van zijn kant betoont zich tegenover de Heilige Maagd als een trouwe vriend en nederige dienaar. Wanneer Maria de kleine Jezus op haar armen in slaap wiegt, en ik bedenk hoe dat Kind de barmhartige God is, die de wereld heeft geschapen, dan sidder ik bij de gedachte dat er nog zovele mensen zijn met een hard, eigenzining en koud gemoed.

Het feest van Maria Lichtmis werd mij in zo'n groots, maar moeilijk te verklaren beeld getoond, dat ik het niet meer in zijn geheel kan weergeven.

Wat ik er nog van weet, heb ik in het beeld zelf gezien. Ik zag een feest vieren in een doorzichtige, boven de aarde zwevende kerk. Op deze wijze verschijnt mij altijd de katholieke Kerk, wanneer ik niet over een of ander plaatselijk kerkgebouw, maar over de Kerk in het algemeen mijn beschouwingen moet maken.

Ik zag dan de kerk vol engelenkoren, die de troon van de Allerheiligte Drievuldigheid omgaven. Daar ik nu een tweede persoon van de Allerheiligste Drieëenheid als de mensgeworden Jezus in de tempel zag zien opdragen, terwijl Hij tevens in de Heilige Drieëenheid tegenwoordig is, vertoonde zich aan mij hetzelfde beeld van vroeger, toen ik mij namelijk inbeelde dat het goddelijk Kind bij mij was, om mij te troosten en ik tevens een afbeelding voor mijn ogen zag van de Heilige Drievuldigheid. Ik zag namelijk de verschijning van het mensgeworden Woord, de kleine Jezus, naast mij, wiens beeld als door een lichtstraal met de afbeelding van de Heilige Drievuldigheid samenhing. Ik kan ook niet zeggen dat hij niet naast mij was, omdat Hij daar was, en toch voelde ik heel goed, dat het beeld waaronder de Heilige Drieëenheid mij getoond werd, anders was dan wanneer het mij alleen als beeld van de Godheid werd voorgesteld.

Ik zag in het midden van de Kerk een altaar verschijnen. Het was niet als een altaar in onze kerken, maar drukte het begrip altaar in het algmeen uit. Op het altaar zag ik een kleine boom staan met brede, neerhangende bladeren, van dezelfde soort als de boom van de zondeval in het paradijs.

Dan zag Ik Maria, met het kindje Jezus op de armen, voor het altaar uit de aarde oprijzen en de boom op het altaar boog voor hen en verdorde.

Nu verscheen er een grote, als priester geklede engel, die een  ring om het hoofd droeg en de Heilige Maagd naderde. Zij gaf hem het Kind, dat hij op het altaar legde en op hetzelfde moment zag ik het Kind overgaan in de beeltenis van de Heilige Drievuldigheid, die zich nu weer in de gewone vorm aan mij vertoonde.

Ik zag dat de engel aan de moeder Gods een kleine, schitterende bol gaf, waarop het beeld stond van een ingewikkeld kind en dat Maria met deze gave boven het altaar zweefde. Van alle kanten zag ik nu armen met lichtjes tot haar komen en al die lichtjes handigde zij over aan het Kind op de bol, waarin zij allen verdwenen. En al die lichtjes werden boven Maria en het Kind tot één licht en één glans, waardoor alles verlicht werd.

Maria had een wijde mantel over de hele aarde uitgespreid. Nu volgde een visioen van de plechtigheid van het feest.

Ik geloof dat het verdorren van de boom der kennis bij de verschijing van Maria en de overgang van het geofferde Kind in de Heilige Drievuldigheid, een afbeelding moest zijn van de verzoening van de mensen met God en daarom zag ik ook al die lichtjes eerst overreiken aan Maria en door deze aan het goddelijk Kind, dat het Licht is, waarin alle andere lichtjes samenkomen en dat de gehele wereld verlicht.

De lichtjes betekenen de wijding der kaarsen op Maria Lichtmis.