Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

apr

20



Onze Lieve Vrouw van Lourdes: Het verhaal [2]

  
 
Download PDF

Onze Lieve Vrouw van Lourdes: Het verhaal [2]

De boodschap van Lourdes

De Boodschap van Lourdes is het geheel van gebaren en woorden die tussen de Maagd en Bernadette bij de Grot van Massabielle werden uitgewisseld, tijdens de 18 verschijningen tussen 11 februari en 16 juli 1858. Om de gebeurtenissen goed te begrijpen en de "Boodschap van Lourdes" beter te benaderen, is het goed de context van de verschijningen te kennen.

Halfweg de 19e eeuw is Lourdes de hoofdplaats van een kanton met ongeveer 4.000 inwoners, waaronder men notabelen telt, notarissen, advocaten, artsen, officieren, schoolmeesters, maar ook handarbeiders, zoals ambachtslui, steenkappers en heel wat molenaars. De molens zijn talrijk, er liggen er verschillende buiten de stad, als de parels van een paternoster langs eens van de beekjes die in de Gave uitmonden: de Lapaca. Bernadette wordt in een van die molens, de Boly-molen op 7 janauri 1844 geboren.


Bron te Lourdes

In 1858 leeft de geruïneerde familie Soubirous in het cachot.




Slaapplaats van Bernadette

Op 11 februari 1858 gaat Bernadette, samen met haar zuster Toinette en hun vriendin Jeanne Abadie hout sprokkelen. Zij gaan zich naar "de plaats waar het kanaal in de Gave stroomt," vlak bij de Grot van Massabielle. Toinette en Jeanne waden door het ijskoude water van het kanaal. Bernadette aarzelt omwille van haar astma. Dan "hoort zij het lawaai als van een windstoot," hoewel "geen enkele boom bewoog." Het hoofd opheffend, ziet zij in een holte van de rots een klein meisje door licht omgeven, die haar aankijkt en glimlacht. Het is de eerste verschijning van Onze Lieve Vrouw.

In de tijd van Bernadette was de Grot een vuile, duistere, vochtige en koude plek. Men noemde de Grot de "varkensschuilplaats," omdat men er soms de varkens naar toe leidde. Daar wilde Maria verschijnen, helemaal wit, helemaal puur, als teken van Gods Liefde, d.w.z. teken van wat God in elk van ons wil bewerken. Het contrast is hemelsgroot tussen deze duistere en vochtige Grot en de aanwezigheid van de maagd Maria, de "Onbevlekte Ontvangenis." Dat herinnert ons aan het Evangelie: de ontmoeting van de rijkdom van God en de armoede van de mens. Christus is gekomen om te zoeken wat verloren was.

In Lourdes is Maria verschenen in een vuile en duistere Grot, op de plaats die Massabielle heet, oude rots, om ons te zeggen dat God naar ons komt daar waar wij zijn, in het hart van onze ellende en onze verloren zaken. De Grot is niet alleen de plaats van een aantal gebeurtenissen, een geografische plaats, het is ook de plek waar God ons teken doet om ons zijn hart en ons eigen hart te ontsluieren. Het is een oord waar God ons een boodschap brengt, die geen andere is dan deze van het Evangelie. God komt ons zeggen dat hij ons bemint ... dat is heel de inhoud van de Boodschap van Lourdes: en dat hij ons bemint zoals wij zijn, met onze successen, maar ook met onze kwetsuren, onze broosheid en onze beperkingen.


Grot Massabielle

Op 18 februari, bij de derde verschijning, spreekt de Maagd voor de eerste keer. Zij zegt tot Bernadette, die haar papier en potlood voorhoudt om haar naam op te schrijven, zegt "de Dame": "Dat is niet nodig." Het is een buitengewoon woord. Het wil zeggen dat Maria in een liefdesrelatie met Bernadette wil treden. Het hart wordt aangesproken. In de Bijbel is het hart van de mens de kern van zijn persoonlijkheid, het diepste van het menszijn. Bernadette wordt zo uitgenodigd om haar hart te openen voor die Boodschap van Liefde.

Bij het tweede woord van Maria: "Wilt u voor mij zo goed zijn om gedurende twee weken naar hier te komen?" is Bernadette in de war. Het is de eerste keer dat iemand "u" tegen haar zegt. Zijzelf illustreert het feit: zij kijkt naar mij zoals alleen mensen naar elkaar kunnen kijken. De Mens, geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, is een persoon. Bernadette, zich gerespecteerd en bemind voelend, ervaart dat ze zelf een persoon is, dat ze "iemand" is. In Gods ogen zijn wij allemaal waardevol. Want we worden allemaal door Hem bemind.

Het derde woord van de Maagd: "Ik beloof u niet het geluk in deze wereld, maar in de andere." Wij kennen de wereld van het geweld, de leugen, de sensualiteit, het profijt en de oorlog. We kennen ook de wereld van de liefde, de solidariteit en de rechtvaardigheid. Wanneer Jezus ons in het Evangelie uitnodigt het Koninkrijk der hemelen te ontdekken, dan nodigt hij ons om in de wereld zoals hij is, een "andere wereld" te ontdekken. Waar Liefde heerst, daar is God. Deze realiteit verduistert de boodschap over de Hemel helemaal niet. De maagd Maria brengt aan Bernadette de zekerheid over van een beloofd land, die alleen maar over de dood heen kan worden bereikt. Op aarde beleven we de tijd van de verloving, het huwelijk is voor later, voor de Hemel.

God ervaren is niets anders dan de liefde op aarde ervaren. Tot degene die dat wist te ontdekken zei Jezus: "Je staat niet ver af van het Rijk Gods." Ondanks haar ellende, haar ziekte, haar gebrek aan cultuur, was Bernadette altijd diep gelukkig. Dat is het Rijk van God, de wereld van de echte Liefde.

Tijdens de eerste zeven verschijningen van Maria, toonde Bernadette een gezicht dat straalde van vreugde en geluk. Maar alles verandert tussen de achtste en de twaalfde verschijning: het gezicht van Bernadette wordt hard, verdrietig, pijnlijk en ze doet onbegrijpelijke dingen. Op haar knieën tot achter in de Grot kruipen, de grond kussen, zelfs drie keer proberen wat vuil water te drinken, telkens er een beetje opzuigend en weer uitspuwend. Modder in haar handen nemen en haar gezicht vuilmaken ...


Dan kijkt Bernadette de menigte aan en opent haar armen. Ze zeggen allemaal: "Ze is zot geworden." Bernadette herhaalt die gestes verscheidene keren. Wat betekent dat allemaal? Niemand die er iets van begreep! En toch staan we hier in de kern van de "Boodschap van Lourdes."

Die gestes zijn inderdaad van bijbelse aard. Omdat "de Dame" het haar vroeg, drukt Bernadette de Menswording, het Lijden en de Dood van Christus uit. Bernadette kust de grond, om te beduiden dat de vernedering het teken is van Gods Liefde voor de mensen. Zure kruiden eten verwijst naar de joodse traditie, die men in de oude teksten vindt. Toen de joden wilden beduiden dat God al hun leed en alle zonden op zich had genomen, slachtten ze een lam, haalden de ingewanden er uit en stopten het dier vol met zure kruiden, ondertussen biddend: "Zie, dit is het Lam van God dat alle leed en alle zonden van de wereld op zich neemt." Wij gebruiken deze woorden nog altijd in de eucharistie.

Het gezicht bevuilen: de profeet Jesaja duidt de Messias, de Christus aan als de Lijdende Dienaar. "Omdat hij alle zonden van de wereld op zich had genomen, had zijn gelaat niets menselijks meer. Hij was, zo zegt Jesaja, als een schaap dat naar de slachtbank werd geleid, en onderweg spotten de mensen met hem." We zien hetzelfde bij de Grot: Bernadette heeft haar gezicht vuilgemaakt en de menigte schreeuwt het uit: "Zij is zot geworden."

Die gestes van Bernadette zijn bevrijdende gebaren. De Grot is niet langer overwoekerd en ook de modder is weg. Maar waarom moest deze Grot worden bevrijd? Omdat zij een immens grote schat verbergt, die kost wat kost aan het licht moet komen. Daarom vraagt "de Dame" bij de negende verschijning aan Bernadette om achter in die varkensschuilplaats in de bodem te krabben, haar zeggend: "Ga drinken aan de bron en was u er." Er begint een beetje modderig water te stromen, voldoende voor Bernadette om er van te drinken. En langzaam wordt dat water doorzichtig, zuiver en klaar.

Met die gestes wordt zelfs het mysterie van het hart van Christus ontsluierd: "Een soldaat doorstak met een lans zijn hart, en terstond vloeide er bloed en water uit." Maar ook de diepte van het mysterie van het hart van de mens, geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, wordt ontsluierd: "Het water dat ik u zal geven, zal in u en bron van eeuwig leven worden." Het hart van de mens, door de zonde gekwetst, wordt getoond door de kruiden en de modder. Maar diep in het hart is God zelf aanwezig, Hij is de bron.

Men vraagt aan Bernadette: "Heeft ‘de Dame’ je iets gezegd?" En Bernadette antwoordt: "Ja, af en toe zegt ze: "Boete, boete, boete. Bid voor de zondaars." Het woord "boete" moet hier als bekering worden verstaan. Voor de Kerk, en zoals Jezus het ons leerde, bestaat de bekering in het keren van zijn hart naar God en naar zijn medemensen. "Bid voor de zondaars." Het gebed doet binnentreden in de Geest van God. Zo leren we dat de zonde niet leidt tot het geluk van de mens. De zonde is alles wat tegenover God staat.

Bij de dertiende verschijning richt Maria zich tot Bernadette: "Ga aan de priesters zeggen dat men hier een kapel moet bouwen, en dat men naar hier in processie moet komen." "In processie" betekent stappen, in dit leven, altijd verbonden met de medemensen. "Een kapel bouwen": In Lourdes werden de kapellen gebouwd om de menigte van pelgrims op te vangen. Deze kapellen zijn echter maar het teken, het symbool van de gemeenschap die steunt op de liefde, en waaraan we moeten bouwen. De kapel is "de Kerk" die we moeten bouwen, op de plaats waar we leven, in onze familie, op het werk, in onze parochie, in ons bisdom. Elke christen moet heel zijn leven meebouwen aan de Kerk, door de gemeenschap met God en met zijn broeders en zusters te beleven.

Op 25 maart 1858, de dag van de zestiende verschijning, begeeft Bernadette zich naar de Grot en vraagt, op uitdrukkelijk verzoek van E.H. Peyramale, de pastoor van Lourdes, naar de naam van "de Dame." Bernadette blijft haar vraag herhalen. Na de vierde keer antwoordt "de Dame" in de streektaal: "Que soy era Immaculada Councepciou." "Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis." Bernadette heeft de betekenis van dat woord niet onmiddellijk begrepen. De Onbevlekte Ontvangenis, zoals door de Kerk wordt onderwezen is "dat Maria zonder zonde is ontvangen, dank zij de verdiensten van het Kruis van Christus" [het dogma werd in 1854 afgekondigd]. Bernadette loopt onmiddellijk naar de pastoor, om hem de naam van "de Dame" mee te delen. Hij begrijpt wel dat het de Moeder van God is, die aan de Grot van Massabielle verschijnt. Later zal Mgr. Laurence, de bisschop van Tarbes, dat bevestigen.


Pastoor Peyramale van Lourdes


Mgr. Laurence, Bisschop van Tarbes

De "handtekening" van de boodschap komt na 3 weken verschijningen en 3 weken stilte (van 4 tot 25 maart). 25 maart is het feest van Maria Boodschap, het feest van het "ontvangen" van Jezus in de schoot van Maria. De Dame bij de Grot duidt dus haar roeping aan: zij is de moeder van Jezus, heel haar wezen staat gericht op het ontvangen van de Zoon van God, zij is alles voor Hem. Daarom is zij onbevlekt, door God bewoond. Op dezelfde wijze moet de Kerk en moet elke christen zich door God laten bewonen om onbevlekt te zijn, helemaal vergeven en vrijgesproken, om op hun beurt getuigen van God te zijn. Dat zal de roeping van Bernadette zijn. Op 7 april, tijdens de volgende verschijning, zal de vlam in haar handen branden, zonder ze te verbranden: zij wordt zelf licht en ze kan het licht van God doorgeven. Maria zegt ons wat we moeten worden. Op de dag van haar eerste communie [3 juni 1858] verlengt Bernadette deze ervaring, door zich één te maken met de gave van God.

Het water

Op 25 februari 1858 hoort Bernadette: "Ga drinken aan de bron en was u er."

"Aquero ["dat ‘ding’ daar," zoals Bernadette zei over de verschijning] zei me dat ik moest gaan drinken en me wassen aan de bron. Ik zag er geen en ging dus naar de Gave. Maar ze deed me teken met haar vinger onder de rots te gaan. Ik deed het en vond er een beetje water, eerder modder, en zo weinig dat ik er amper wat van in de palm van mijn hand kon nemen. Drie keer smeet ik het weg, zo vuil was het water. Pas de vierde keer kon ik er van drinken."

Het Evangelie beschrijft ons het volgende voorval. Jezus is moe van het stappen en zet zich neer bij een waterput. Een vrouw komt water halen. Jezus zegt tot haar: "Wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nooit meer dorst hebben; integendeel, het water dat ik hem zal geven, zal een bron van eeuwig leven worden." [Joh 4, 14]

Officiële erkenning van de verschijningen door de Kerk

Bij het betreden van de Bovenste Basiliek, rechts achteraan, kan men de plechtige verklaring in het marmer lezen, van Monseigneur Laurence, de bisschop van de verschijningen: "Wij oordelen dat de Onbevlekte Maria, Moeder van God, werkelijk aan Bernadette Soubirous is verschenen, op 11 februari 1858 en de dagen erna, samen achttien keer, in de grot van Massabielle, juist buiten Lourdes; deze verschijning draagt in zich alle kenmerken van de waarheid. De gelovigen worden tot geloof opgeroepen. Nederig onderwerpen wij ons oordeel aan het Oordeel van de paus, die belast is met de leiding van de Wereldkerk." Deze verklaring van de bisschop van Tarbes is van kapitaal belang: 4 jaar na de verschijningen, op 18 januari 1862, erkent hij in naam van de Kerk de echtheid van de verschijningen.Mgr. Laurence, bisschop van Tarbes

Mgr. Laurence heeft de zaken niet laten aanslepen: de 18 verschijningen vonden plaats tussen 11 februari en 16 juli 1858. Op 28 juli stelde hij al een Onderzoekscommissie samen "om de feiten vast te stellen en te verzamelen die zich voordeden of zich opnieuw zouden kunnen voordoen in de grot van Lourdes; om deze feiten aan ons door te geven, de ware aard ervan te doen kennen en ons de noodzakelijke elementen aan te reiken om tot een besluit te komen..."

Een onderzoekscommissie

De Commissie moet de genezingen onderzoeken, die het gevolg zijn van het gebruik van het water van de grot. Is dit natuurlijk of bovennatuurlijk water? Zijn de visioenen van Bernadette echt? Indien ja, hebben zij een goddelijk karakter? Heeft het verschenen ding vragen tot het kind gericht? Welke? Bestond de bron in de grot vóór het visioen dat Bernadette beweert te hebben gehad? De bisschop wijst daarbij op de ernst waarmee de Commissie het onderzoek moet voeren: een onderzoek om de feiten vast te stellen, de getuigen ondervragen, wetenschapsmensen raadplegen, onder andere de artsen die de zieken vóór hun genezing hebben verzorgd, maar ook de specialisten in fysica, scheikunde en geologie: "De Commissie mag niets verwaarlozen om te komen tot het volle licht, en de waarheid te vinden, welke die ook mag zijn."

Bijna vier jaar lang voert de Commissie haar onderzoek en ondervraagt ze Bernadette. De bisschop spreekt zijn oordeel uit in zijn Herderlijk Schrijven van 18 januari 1862: "een oordeel vellend over de Verschijning die plaats vond bij de Grot van Lourdes."

Een stevig geargumenteerd schrijven

Na een beschrijvende herinnering aan de verschijningen, legt de bisschop de wijze traagheid van de Kerk uit, in verband met een oordeel over bovennatuurlijke feiten: zij vraagt om stevige bewijzen vooraleer ze te aanvaarden en ze goddelijk te noemen, want de duivel kan de mens in verwarring brengen en zich vermommen als een engel van het licht: "Wij hebben ons laten inspireren door de Commissie, samengesteld uit wijze, vrome, geleerde priesters met veel ervaring, die het kind hebben ondervraagd, de feiten bestudeerd, alles onderzocht en afgewogen. Wij hebben ook beroep gedaan op de wetenschap, en wij overtuigd gebleven dat de Verschijning bovennatuurlijk en goddelijk is, en dat bijgevolg datgene wat Bernadette heeft gezien, de allerheiligste Maagd is. Onze overtuiging steunt op het getuigenis van Bernadette, maar vooral op de feiten die zich hebben voorgedaan, en die alleen maar een verklaring vinden in een goddelijke tussenkomst."

Het getuigenis van Bernadette

Het eerste argument van de bisschop is dat Bernadette niet heeft willen bedriegen: zij is oprecht en haar getuigenis bezit alle garanties die we kunnen verlangen. "Wie bewondert in haar niet de eenvoud, de oprechtheid en de bescheidenheid van dat kind? Zij spreekt alleen wanneer men haar ondervraagt; dan vertelt zij zonderstemverheffing, met een ontroerende ongekunsteldheid, en op de vele vragen die men haar stelt, geeft zij klare, duidelijke en ter zake doende antwoorden, getekend door een sterke overtuiging." En de bisschop onderstreept daarbij dat Bernadette noch door bedreigingen noch door genereuze aanbiedingen in de war werd gebracht. "Nooit sprak zij zichzelf tegen tijdens de verschillende ondervragingen die ze moest ondergaan, steeds vasthoudend aan wat ze had gezegd, zonder er iets aan toe te voegen of weg te laten. De oprechtheid van Bernadette kan niet in twijfel worden getrokken." Maar de bisschop gaat verder in zijn argumentatie: oprecht was ze, en ze heeft zich niet vergist: "Als Bernadette niemand heeft willen bedriegen, kan ze dan zichzelf niet hebben bedrogen? Heeft zij niet geloofd te zien en te horen wat ze niet heeft gezien of gehoord? Was zij niet het slachtoffer van een zinsverbijstering? Hoe zouden wij haar kunnen geloven? De wijsheid van haar antwoorden openbaart in dat kind een gezonde geest, een kalme verbeelding, meer gezond verstand dan haar leeftijdgenoten. Haar geloofsbeleving was bij haar nooit overdreven te noemen; men stelde bij het jonge meisje geen intellectuele wanorde, geen zinsverbijstering of afwijkend gedrag vast, geen neiging naar het ziekelijke dat aanleiding kon geven tot het ontwikkelen van ingebeelde wezend." En verder verwijst de bisschop er ook nog op dat Bernadette niet één keer, maar 18 verschijningen heeft gehad, onverwacht, waarbij niets er haar op had voorbereid, en dat op andere momenten, waarop ze de verschijning verwachtte, ze juist helemaal niets zag. Hij verwijst ook naar de veranderende gelaatsuitdrukkingen tijdens de verschijningen en dat ze dan een taal hoorde die ze niet altijd begreep, maar ze zich toch herinnerde: "Al deze omstandigheden samen laten niet toe te geloven in een hallucinatie; het jonge meisje heeft dus werkelijk een wezen gezien en gehoord, dat zegt de Onbevlekte Ontvangenis te zijn; dat fenomeen kan niet op natuurlijke wijze worden verklaard, waardoor wij op gefundeerde wijze kunnen geloven dat de verschijning van bovennatuurlijke aard is!"

De wondere daden van de genade

Aansluitend op het getuigenis van Bernadette verwijst de bisschop naar "de wonderbaarlijke feiten die plaatsvonden sinds het eerste gebeuren. Indien men de boom aan zijn vruchten moet beoordelen, dan kunnen we zeggen dat de verschijning, die door het jonge meisje werd verteld, bovennatuurlijk en goddelijk is; zij heeft immers bovennatuurlijke en goddelijke gevolgen voortgebracht." De bisschop herinnert aan de groeiende en biddende menigte tijdens de verschijningen, en dat na de verschijningen "de pelgrims van de verre kantons en van de buurlanden naar de Grot zijn gekomen" om er te bidden en gunsten te vragen aan de Onbevlekte Maagd Maria. Christelijke zielen zijn gesterkt in de deugd, onverschillige mannen zijn teruggekeerd tot de geloofspraktijk; koppige pelgrims hebben zich met God verzoend nadat men voor hen tot O.-L.-Vrouw van Lourdes had gebeden. Deze wonderen van de genade, die van universele en blijvende aard zijn, kunnen alleen maar God als maker hebben: bevestigen zij bijgevolg niet de waarheid van de verschijningen?"

Na de vermelding van deze wondere daden, die werden bewerkt "voor het goed van de zieken" gaat de bisschop over naar de gevolgen voor de gezondheid van het lichaam, vooral bij de zieken die, nadat ze Bernadette hebben zien drinken en zich wassen op de plaats die de verschijning haar had aangeduid, zich afvragen of dit geen aanduiding was van een bovennatuurlijke deugd die was neergedaald op de bron van Massabielle. "Vanuit die gedachte probeerden de zieken te drinken van het water van de Grot, en het was niet zonder succes; meerdere mensen, van wie de ziekte weerstand bood aan de zwaarste behandelingen, vonden hier ogenblikkelijk de gezondheid terug. Deze buitengewone genezingen hadden een immense weerklank. Zieken uit heel het land vroegen om het water van Massabielle."

Wij kunnen hier niet de lijst weergeven van alle ontvangen gunsten, maar we moeten wel zeggen dat het water van Massabielle verlaten en ongeneesbaar geachte zieken heeft genezen. Deze genezingen zijn verkregen door het gebruik van een water dat geen enkele natuurlijke geneeskracht bezit, volgens het verslag van scheikundigen die het water heel grondig hebben onderzocht. "Deze genezingen zijn blijvend," preciseert Mgr. Laurence nog, en vraagt zich af wie ze heeft veroorzaakt: "De wetenschap, die hierover werd geraadpleegd, heeft negatief geantwoord. Deze genezingen zijn dus het werk van God." Welnu, merkt de bisschop nog op, zij zijn rechtstreeks verbonden met de verschijning die aan het begin staat en die het vertrouwen van de zieken heeft opgewekt.

Het oordeel van de bisschop

En zo besluit dan de bisschop: "Er is dus een nauwe band tussen de genezingen en de verschijning; de verschijning is goddelijk, want de genezingen hebben een goddelijk karakter. Maar wat van God komt is waarheid! Bijgevolg, de Verschijning die zich Onbevlekte Ontvangenis noemt, dat wat Bernadette heeft gezien en gehoord, is de Allerheiligste maagd Maria. Laten we het dus uitroepen: Gods hand is hier aanwezig!" Verwijzend naar de afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis, door Pius IX op het einde van het jaar 1854, roept hij nog uit: "En zo, drie jaar later verschijnt de heilige Maagd aan een kind, en zegt: Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis." Ik wil dat men ter mijner ere hier een kapel bouwt." Lijkt dit niet alsof ze met een monument de onfeilbare uitspraak van de opvolger van de heilige Petrus heeft willen heiligen? Na nog eens de heilige naam van God te hebben aanroepen, volgt dan de tekst die de officiële erkenning inhoudt van de verschijningen, de tekst die we bij het begin hebben geciteerd.

De verschijningen en de Kerk

Deze beoordeling door de Kerk is essentieel, want de verschijningen voegen niets toe aan het credo of aan het Evangelie: zij zijn er een verwijzing naar, voor een tijd die er toe neigt ze te vergeten, iets als een profetisch bezoek aan onze wereld. God wil onze aandacht helemaal niet vastpinnen op het wonderbaarlijke of het buitengewone: door de verschijningen geeft Hij ons een teken, opdat wij terugkeren naar het Evangelie, dat het Woord van zijn Zoon is, het Woord van Leven. De overeenstemming van de boodschap met het Evangelie, de authenticiteit van het leven van de getuige, de vruchten van heiligheid die er uit voortvloeien voor het Godsvolk: dat zijn de criteria voor de echtheid van een verschijning voor de Kerk. In Lourdes laten deze elementen zich verifiëren met een heel grote duidelijkheid: de Kerk heeft zich hier niet vergist.





Bron: Officiële website van Lourdes