Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

apr

27



Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 91-100

  
 
Download PDF

Heilige Malachias' pausenprofetieën. Profetie 91-100

Profetie 91: Miles in Bello [Soldaat in Oorlog]

Benedictus XIII [1724-1730]

Echte naam: Pietro Francesco Orsini [Gravini in Puglia, Bari, 2 februari 1649 - Rome, 2 maart 1730]

Orsini werd geboren uit Ferdinand III van Orsini, hertog van Gravina en Giovanna Frangipani della Tolfa, Uit Toritto. Orsini trad al op zestienjarige leeftijd toe tot de orde van de Dominicanen, tegen de zin van zijn ouders die, zonder succes, hiervoor een beroep deden op de Paus. Hij studeerde theologie in Venetië en Bologna en filosofie in Napels. Hij werd in 1672 kardinaal, tussen 1675 en 1680 was hij aartsbisschop van Manfredonia en in 1680 werd hij bisschop van Cesena. In 1686 volgde zijn benoeming tot aartsbisschop van Benevento.

In 1724 werd hij na een conclaaf van 70 dagen tot paus gekozen. Aanvankelijk weigerde hij zijn benoeming, maar uiteindelijke aanvaardde hij deze toch. Hij was het derde en laatste familielid van de Orsini’s die Paus werd.


Paus Benedictus XIII

Als paus noemde hij zich aanvankelijk Benedictus XIV, vanuit het bijgeloof dat dertien een ongeluksgetal is, maar veranderde dit later in XIII. Veel meer speelde nog hierbij mee dat Pietro de Luna de tegenpaus Benedictus XIII was geweest.

Benedictus XIII was een veranderingsgezinde paus en maakte tijdens zijn pontificaat vooral werk van het bestrijden van de decadentie die de Italiaanse geestelijkheid in zijn macht leek te hebben. Hij spaarde geen moeite om de weelde en de wereldse praal bij de kardinalen tegen te gaan.

Men verklaart Malachias’ profetie meestal door de voortdurende strijd tussen de kerkelijke tucht en de weelde en wereldse praal van de hogere geestelijkheid. Ook werd hij nogal eens afgebeeld te paard, maar de profetie blijft onduidelijk.

Profetie 92: Columna Excelsa [Verheven Zuil]

Clemens XII [1730-1740]

Echte naam: Lorenzo Corsini [Florence, 7 april 1652 - Rome, 6 februari 1740]

Hij was aanvankelijk een in Pisa afgestudeerde jurist. Na een lang conclaaf van 4 maanden werd hij op 78-jarige leeftijd en kampend met een voortdurend afnemend gezichtsvermogen, tot paus gekozen. Vanaf 1732 was hij totaal blind. Het conclaaf van 1730 begon erg veel op een veiling te gelijken: de Medici' s riepen vanuit Londen, Parijs en Den Haag hun bankiers op om zoveel mogelijk stemmen te kopen in het voordeel van kardinaal Lorenzo Corsini, een Florentijn van wie zij alle steun verwachtten. Wat er ook van zij, na vijf maanden gesjacher werd het uiteindelijk Corsini die op 12 juli 1730 mocht plaatsnemen op de Stoel van Sint-Pieter.

Zijn eerste stap als paus was het drastisch reorganiseren van de financiën van het Vaticaan, die onder zijn voorganger Benedictus XIII behoorlijk in het ongerede waren geraakt. De hoofdschuldige van het financiële wanbeheer, kardinaal Coscia, ging voor tien jaar de gevangenis in.

De pauselijke financiën werden nog verder verbeterd door nieuw leven te blazen in een openbare loterij, die onder Benedictus XIII was verboden. De verbeterde financiële situatie stelde hem in staat de kunsten en wetenschappen te bevorderen [begin van de bouw van de Trevifontein, nieuwe façade voor de Sint-Jan van Lateranen, Bibliotheca Corsini]. Hij gaf nieuwe regels voor de pauskeuze [1732] en steunde de missionering in de Libanon. In 1738 werd de vrijmetselarij veroordeeld.


Paus Clemens XII

De paus beperkte zijn steun niet tot Rome. Hij moderniseerde de haven van Ancona en liet in Ravenna indrukwekkende hydraulische machines bouwen die de stad doelmatig tegen overstromingen moesten beschermen. Het was ook hij die de kleine republiek San Marino vrijheid en onafhankelijkheid schonk. Hoewel Clemens XII van Rome een artistiek en cultureel centrum met aanzien maakte, moest hij toegeven dat het pausdom op het internationale forum veel van zijn prestige had ingeboet.

De Europese hoven legden de voorrechten van de Kerk en de Heilige Stoel zonder meer naast zich neer. Van zodra de paus enig protest liet horen, verbraken Madrid en Napels hun diplomatieke betrekkingen. Op het einde van de Poolse successieoorlog beschikte het Verdrag van Wenen, zonder enige toelating, over bepaalde gebieden, zoals Parma en Placentia, die aan de paus toebehoorden. Men had hem ook nooit de toestemming gevraagd troepen een permanent doorgangsrecht te verlenen via de pauselijke Staat. De paus protesteerde maar kreeg geen gehoor. Geen enkele vernedering werd hem bespaard.

Zijn voornaamste, louter religieuze daden waren de heiligverklaring van Sint-Vincent a Paolo in 1737 en, in 1738, de eerste veroordeling van de vrijmetselarij. Zij had de kop opgestoken in Florence in 1733 en Rome reeds na twee jaar bereikt.

Het pontificaat van deze bijzonder verstandige, door en door goede en zonder meer eerlijke grijsaard, liep ten einde op 8 februari 1740. Ook al was hij soms verkwistend, dan gebeurde dit toch steevast ten bate van Rome en de Kerk.

Zijn grafmonument bevindt zich in de Cappella Corsini van de Sint-Jan van Lateranen. Twee kolommen uit deze kapel versierden vroeger de zuilenhal van het Pantheon van Agrippa, vandaar Malachias verklaring.

Profetie 93: Animal Rurale [Dier uit het Veld]

Benedictus XIV [1740-1758]

Echte naam: Prospero Lorenzo Lambertini [Bologna, 31 maart 1675 - Rome, 3 mei 1758]

Benedictus XIV was paus van 17 augustus 1740 tot 3 mei 1758. Hij wordt gezien als de grootste paus uit de 18de eeuw. Hij maakte zich ook zeer verdienstelijk op het gebied van het canoniek recht en in de wetenschap.

Benedictus XIV behoorde tot een adellijke familie uit Bologna. Hij was de zoon van Marcello Lambertini en Lucrezia Bulgarini en werd jurist en theoloog. Hij begon zijn studies bij de Somaschi priesters in Bologna. Vanaf 1688 studeerde hij rhetorica, filosofie en theologie aan het "Collegium Clementinum" in Rome. Op 11 september 1694 behaalde hij zijn doctoraat aan de La Sapienza-universiteit te Rome.

Lambertini werd in 1727 aartsbisschop van Ancona, daarna kardinaal en in 1731 aartsbisschop van Bologna en was een van de belangrijkste adviseurs van zijn voorganger Clemens XII.

Na een moeizaam, politiek conclaaf dat zes maanden duurde, werd hij op 17 augustus 1740 tot paus gekozen. Zijn pontificaat werd gekenmerkt door grote hervormingsgezindheid. Hij hervormde de opleiding van priesters en hervormde een groot aantal pauselijke instellingen. In de zogenaamde ritenstrijd tussen de jezuïetenmissionarissen enerzijds en de dominicanen en franciscanen anderzijds, kregen de laatsten gedaan dat Benedictus de jezuïeten de toepassing van Chinese riten en gebruiken verbood met de bullen "Ex quo singulari" [11 juli 1742] en "Omnium sollicitudinum" [12 september 1744]. Dit was er mede de oorzaak van dat vele nieuwe bekeerlingen in China de Kerk verlieten. Het verbod zou later door Paus Pius XII in 1939 worden aangepast.

In zijn encycliek "Allatae sunt" [26 juli 1755] steunde hij de uniaten in hun wens om hun eigen Oosterse ritus te behouden.

In de hevige discussies rond het jansenisme, veroordeelde hij op 16 oktober 1756 het gebruik om de laatste sacramenten te weigeren aan Franse geestelijken die nog gekant waren tegen "Unigenitus," de bul uit 1713 die bepaalde aspecten van het jansenisme veroordeeld had.

In de Pauselijke Staten verminderde hij de belastingsdruk, moedigde de landbouw aan en ondersteunde hij de vrijhandel. Hij werd paus in een moeilijke tijd, waarin er veel conflicten waren tussen de Heilige Stoel en een groot aantal katholieke landen, met name over vraagstukken als wie er het recht had bisschoppen te benoemen. Hij stelde zich hierin verzoenend op en deed verregaaande concessies [concordaat met Napels [1741], Spanje [1753], Oostenrijk [1757]. Hij erkende ook Frederik II van Pruisen [1712-1786] als koning.

Aan diegenen die verantwoordelijk waren voor het opstellen van de index vroeg hij behoedzaam te werk te gaan [1758]. Benedictus XIV publiceerde verschillende werken over het kerkelijk recht en voerde hervormingen door in de liturgie, de biecht en het huwelijk.

De opkomst van een stedelijke bestuurselite die naast de oudere feodale adel bestond noopte de Paus tot het invoeren van regelgeving voor de Romeinse adel. De bul "Urbem Romanam" die op 12 januari 1746 werd afgekondigd gaf Rome voor het eerst een streng adelstatuut. De bul is nog steeds geldig.

Hij was de eerste paus die het huwelijk tussen protestanten en katholieken erkende: de bul "Benedictina [declaratio]" van 4 november 1741 verklaarde de gemengde huwelijken die in de Lage Landen zonder de tridentijnse vorm gesloten waren, geldig. Deze bul is tot 1907 de grondslag geweest van het kerkelijk huwelijksrecht in confessioneel gemengde streken. Bijna iedereen ervoer hem als sympathiek, waaronder ook niet-katholieken en aanhangers van de Verlichting [Voltaire droeg zijn toneelstuk Mohammed aan hem op]. Charles Montesquieu kreeg van hem dispensatie voor de vasten.

De heiligverklaringsprocessen geschieden nog steeds volgens de strenge regels die door hem zijn opgesteld. Hij hervormde ook de heiligenkalender en beperkte daarbij het aantal heiligenfeesten.

Benedictus XIV was gedurende zijn hele leven actief als geleerde en richtte verschillende academies en leerstoelen op. Hij liet Giuseppe Simone Assemani de eerste catalogus van de handschriften van de Vaticaanse Bibliotheek opstellen [1743 en 1757] en lag daarmee aan de basis van deze instelling. Zijn grafmonument in de Sint-Pieter is van Pietro Bracci [1758].


Wapen van de Lambertini's

Malachias’ profetie duidt op het familiewapen van de Lambertini’s, waarop een leeuw staat afgebeeld.

Profetie 94: Rosa Umbriae [Roos uit Umbrië]

Clemens XIII [1758-1769]

Echte naam: Carlo della Torre Rezzonico [Venetië, 7 maart 1693 - Rome, 2 februari 1769]

Hij was afkomstig uit een sinds kort adellijke Venetiaanse familie. Hij genoot een Jezuïeten-opleiding in Bologna en werd in 1737 kardinaal. Daarvoor had hij al verscheidene belangrijke posities vervuld in de Curie. Hij was vanaf 1743 bisschop van Padua, waar hij een goed zielzorger bleek te zijn. In het conclaaf na de dood van Benedictus XIV werd hij op 6 juli 1758 tot paus gekozen nadat verschillende kandidaten door het vetorecht waren uitgesloten.

Hij bestreed de Verlichting in Frankrijk en het febronianisme in de Duitse landen door veroordelingen van de Encyclopédie [1759] en van Johann Nikolaus von Hontheim [1764]. In 1765 voerde hij het Hoogfeest van het Heilig Hart in.

Carlo's pausschap was berucht vanwege een buitensporig nepotisme.

Hij had veel te stellen met wereldlijke heersers in Frankrijk, Spanje, Portugal, het Hertogdom Parma en het Koninkrijk der Beide Siciliën, die in de Jezuïeten een bedreiging van hun eigen macht zagen. Het is meer dan eens voorgekomen dat alle Jezuïeten in een schip werden afgevoerd en aan wal gezet in de Italiaanse havenstad Civitavecchia, "als geschenk voor de paus."

Hij kwam laatstelijk in conflict hierover met de regering van Parma. Hij verklaarde zich bereid om een en ander te bespreken via een consistorie, maar stierf op de avond ervóór, hetgeen de geruchten aanwakkerde dat hij zou zijn vergiftigd. Dit is echter nooit bewezen.


Paus Clemens VIII

Zijn grafmonument in de Sint-Pieter is van Antonio Canova.

Als kardinaal had hij als titelkerk de Santa Maria in Aracoeli, een kerk uit de zesde eeuw die 1250 door de Paus aan de Franciscanen werd overgedragen. De Orde der Franciscanen heten in de mystiek Rosa Umbriae, waarbij de roos eveneens verwijst naar Maria. Hun stichter Franciscus was afkomstig uit Assisi, dat in Umbrië is gelegen.

Profetie 95: Ursus Velox [Vlugge Beer]

Clemens XIV [1769-1774]

Echte naam: Giovanni Vincenzo Antonio Ganganelli [Sant'Arcangelo di Romagna, 31 oktober 1705 - Rome, 22 september 1774]

Na de dood van zijn vader, de gemeentelijke arts van Sant'Arcangelo, trad hij in 1723 in bij de orde der Minderbroeders. In 1741 werd hij definitor generalis van die orde, en raakte bevriend met paus Benedictus XIV, die hem benoemde tot consultor der Inquisitie. Onder zijn bewind werden veel geschriften van de Franse Verlichting verboden. Clemens XIII schonk Ganganelli in 1759 de kardinaalshoed, op aanraden van Lorenzo Ricci, de laatste generaaloverste der Jezuïeten.

Na de dood van deze paus was het conclaaf drie maanden lang besluiteloos in de keuze van zijn opvolger, totdat die eindelijk, na verschillende machinaties van Europese regerende vorsten, op 19 mei 1769 op Ganganelli viel. Hij was de eerste niet-adellijke paus in lange tijd. Clemens' politiek was er van het begin af op gericht om de relaties tussen de Europese hoven te verbeteren. Ook deed hij wat er van hem verwacht werd: na lang aarzelen vaardigde hij in het belang van de vrede van de Kerk op 21 juli 1773 de breve Dominus ac Redemptor noster [Onze Heer en Heiland] uit, waarbij de orde der Jezuïeten werd opgeheven.

In 1771 begon hij met de bouw van het naar hem en zijn opvolger Pius VI genoemde Pio-Clementijnse Museum, een van de grootste verzamelingen van oudheden van het Vaticaan.

Clemens overleed na een lange ziekte op 22 september 1774, gehaat door de ultramontanen, maar betreurd door zijn onderdanen vanwege zijn geslaagde bestuur van de Kerkelijke Staat. Hij werd begraven in de Basilica dei XII Apostoli, wat als kardinaal zijn titelkerk was.

Niets wat geweten is uit de stamboom of het leven van Paus Clemens XIV verwijst naar "een vlugge beer" uit Malachias’ profetieën. Het blijft dus een raadsel.

Profetie 96: Peregrinus Apostolicus [Apostolische Zwerver]

Pius VI [1775-1799]

Echte naam: Giovanni Angelo Conte Braschi [Cesena, 27 december 1717 - Valence, 29 augustus 1799]

Pius VI was paus van 15 februari 1775 tot aan zijn dood. Gianangelo graaf Braschi studeerde rechten en werd op zesendertig-jarige leeftijd priester. Benedictus XIV had hem aan de Curie verbonden, Paus Clemens XIII benoemde hem tot schatbewaarder en Paus Clemens XIV verhief hem in 1755 tot kardinaal. Pius VI gedroeg zich als een renaissancepaus. Later trok hij zich terug in de abdij Subiaco, waar hij abt was, totdat hij in 1775 tot paus werd verkozen. Braschi liet ondanks de slechte financiële toestand in de Kerkelijke Staat het geweldige Palazzo Braschi op de Piazza Navona bouwen.

Het streven naar staatskerken en toenemende vijandigheid ten opzichte van de Kerk in het Koninkrijk der Beide Siciliën en in het Oostenrijk van Jozef II baarden de paus zorgen. De ontwikkeling van het jozefisme in Oostenrijk was de aanleiding van een reis naar Wenen in 1782, waar hij wel zeer plechtig ontvangen werd, maar geen overeenkomst op wezenlijke punten bereikte. De keizer bracht hem in december 1783 een tegenbezoek.

De paus stond machteloos tegenover de ideologie van de Franse revolutie. Cagliostro voorspelde de val van de paus en werd door de inquisitie ter dood veroordeeld, maar door de paus begenadigd met levenslange gevangenisstraf. Inmiddels had Napoleon Bonaparte het opperbevel over de troepen in Italië verkregen. Pius besloot te onderhandelen, wat op 23 juni 1796 tot de wapenstilstand van Bologna leidde. Toen de vijandelijkheden opnieuw begonnen, hoopte Pius tevergeefs op Oostenrijkse hulp, zodat hij tot de vrede van Tolentino gedwongen werd. Hij moest definitief afstand doen van Avignon en van de landstreek Venaissin en 46 miljoen scudi betalen.

Toen op 15 februari 1798 de Romeinse republiek werd uitgeroepen, werd de paus werd afgezet. Op het verzoek van de doodzieke paus hem in Rome te laten sterven, antwoordde Duphot, de Franse generaal: "Sterven kunt u overal." Op vijfhonderd voertuigen liet Napoleon de kunstwerken uit Rome wegvoeren. De lange tragische lijdensweg van de paus eindigde in Valence.


Paus Pius VI's smeekbede aan Napoleon om de stad Pavia te sparen

Pius heeft veel voor de wetenschap gedaan. Hij breidde het oudheidkundig museum in het Vaticaan uit. Tijdens zijn pontificaat zijn er veel opgravingen en vondsten gedaan. Grote meesters als Canova en David kregen hun inspiratie in het museum van oudheden, dat Goethe eenvoudigweg 'het museum' noemde.

De spreuk duidt op de laatste twee jaren van zijn leven. Na een uitzonderlijk lang pontificaat werd de doodzieke paus in 1798 verbannen, als gevangene van de Franse Revolutie.

Profetie 97: Aquila Rapax [Roofzuchtige Adelaar]

Pius VII [1800-1823]

Echte naam: Luigi Barnaba Chiaramonti [Cesena, 14 augustus 1740 - Rome, 20 augustus 1823]

Luigi Barnaba Chiaramonti werd geboren uit een adellijke Italiaanse familie. Naar hijzelf vertelde, was zijn pausschap voorspeld door zijn moeder, die in 1763 toetrad tot de karmelietessen. Hij studeerde in Ravenna voordat hij toetrad tot de Benedictijnse orde in 1756 voor zijn vervolgstudie. Zijn kloosternaam als benedictijn was Gregorio. Binnen de orde werd hij docent in de theologie. Zijn carrière kwam in een stroomversnelling toen Giovanni Braschi, een vriend van de familie, gekroond werd tot paus Pius VI.

In 1785 werd hij bisschop van Imola, waar hij onder andere de Franse bezetting meemaakte. Zijn kersthomilie van 1797, die stelde dat Kerk en democratie geen tegengestelden zijn, maakte hem door heel Italië bekend.

Na de dood van paus Pius VI verbleef de meerderheid der kardinalen in Venetië en werd daar in het Benedictijnerklooster op het eiland San Giorgio Maggiore het conclaaf gehouden. Na drie en een halve maand werd kardinaal Chiaramonti als compromiskandidaat tot paus gekozen [14 maart 1800]. Hij nam uit eerbied voor zijn in ballingschap gestorven voorganger diens naam aan. Omdat de pauselijke tiara door de Fransen in beslag was genomen, werd een model van papier-maché gebruikt.

De eerste jaren van zijn pontificaat werden grotendeels beheerst door de Franse problematiek. Ofschoon hij het confisceren van kerkelijke goederen niet kon verhinderen, voorkwam hij wel dat de kerk in Italië werd opgeheven, zoals dat met de Fransen was gebeurd. Na zijn troonsbestijging sloot Pius VII met Napoleon Bonaparte, Eerste Consul van de Franse Republiek, op 15 juli 1801 een Concordaat. In 1804 ging Pius naar Parijs om er Napoleon op 2 december te zalven voor diens keizerskroning. De eigenlijke kroning deed Napoleon zelf. Na aanvallen op de Kerkelijke Staat werd keizer Napoleon echter in de kerkelijke ban gedaan. Daarop liet hij Pius VII arresteren door generaal Radet en in gevangenschap in Savona houden [1809].


Kroning van Napoleon tot keizer

De "Eeuwige Stad" werd bij decreet van Napoleon gereduceerd tot de prefectuur van het departement Tibre. Pius VII werd in 1812 naar Fontainebleau overgebracht en van zijn raadgevers geïsoleerd en door Napoleon persoonlijk onder zware druk gezet. Op 25 januari 1813 zwichtte Pius door allerlei kerkelijke concessies te doen in het zogenaamde "concordaat van Fontainebleau." Dit nieuwe concordaat was een slimme zet van Napoleon omdat hij de katholieken tegen zich in het harnas had gejaagd, zowel in Frankrijk als in de gebieden van zijn Duitse en Oostenrijkse bondgenoten. Maar na contact met Consalvi en Pacca herriep de paus dit concordaat twee maanden later. In mei 1814 kon hij in triomf terugkeren naar Rome nadat Napoleon in april naar het eiland Elba verbannen werd. Toch gaf de paus onderdak aan de familie van de verbannen keizer.

Samen met Consalvi begon de 74-jarige paus aan het restauratiewerk: op 7 augustus 1814 herstelde hij de orde der jezuïeten. Ook de Index en de Inquisitie werden hersteld, en de Joden moesten terug naar hun ghetto's. Een motu proprio van 1816 reorganiseerde de pauselijke staat. In 1817 werd de Propagande Fide [missie] verbeterd. In concordaten werden de nieuwe verhoudingen met Beieren, Sardinië en Frankrijk [in 1817], Napels en Rusland [in 1818] nader geregeld. Pius trad fel op tegen de vrijmetselarij en de carbonari, een beweging van pro-democratische revolutionairen.

Pius VII had veel belangstelling voor kunst en wetenschap. Het Museo Chiaramonti werd naar de adviezen van Antonio Canova ingericht en verrijkt met de epigrafische collectie in de Galleria Lapidaria.

Zijn pontificaat werd overschaduwd door Napoleon, die een adelaar als embleem had.

Profetie 98: Canis et Coluber [Hond en Slang]

Leo XII [1823-1829]

Echte naam: Annibale della Genga [Kasteel Lan Gena, Spoleto, 22 augustus 1760 - Rome, 10 februari 1829]

Della Genga kwam uit een adellijke familie uit Genga, een klein stadje in de provincie Ancona. De plaats waar hij geboren is is onzeker. De gebruikelijke mogelijkheden zijn Genga, Ancona en Spoleto. Hij ging naar school aan de "Accademia della Nobili Ecclesiastici" te Rome, waar hij tot priester werd gewijd in 1783. In 1792 benoemde Paus Pius VI hem tot zijn persoonlijk secretaris, in 1793 werd hij titulair aartsbisschop van Tyrus, en werd hij uitgezonden naar Luzern als nuntius. In 1793 werd hij overgeplaatst naar Keulen, maar door de oorlog moest hij residentie houden in Augsburg. Tijdens de meer dan twaalf jaar die hij heeft doorgebracht in Duitsland werden hem verschillende moeilijke en eerzame missies toevertrouwd, welke hem in contact brachten met de hoven van Dresden, Wenen, München en Württemberg, en zelfs met Napoleon.

Als nuntius in Parijs [1814 - 1816] werd hij door kardinaal-staatssecretaris Consalvi overvleugeld. Hij werd in 1816 kardinaal gecreëerd en kreeg de "Santa Maria in Trastevere" als titelkerk.


Paus Leo VII

In het conclaaf van 1823, was hij de kandidaat van de "zelanti." Hij werd verkozen op 28 september.

Met Willem I sloot hij in 1827 een concordaat, dat slechts gedeeltelijk ten uitvoer werd gebracht.

Spoedig na zijn aanstelling tot Paus publiceerde hij Leo XII zijn encycliek "Quo Gravoria," waarin hij de vrijmetselarij en andere geheime genootschappen veroordeelt. Slang en hond kunnen voor geheime genootschappen symbool staan, maar Malachias profetie is weinig duidelijk.

Profetie 99: Vir Religiosus [Godsdienstig Man]

Pius VIII [1829-1830]

Echte naam: Francesco Saverio Castiglioni [Cingloni, Ancona, 20 november 1761 - Rome, 1 december 1830]

Pius VIII was paus van 31 maart 1829 tot aan zijn dood in 1830. Hij studeerde kerkelijk recht bij de Jezuïeten en werd na zijn priesterwijding secretaris van de Commissie voor de Beoordeling van de Synodebesluiten van Pistoja [1786]. Hij was aansluitend vicaris-generaal in meerdere bisdommen. Hij werd in 1800 bisschop van Montalto benoemd door Pius VII. Na zijn weigering om trouw te zweren aan Napoleon, die Italië bezet hield, werd hij in 1808 overgebracht naar Frankrijk. Na de Franse nederlaag werd hij in 1816 bisschop van Cesena en tevens kardinaal. De "Santa Maria in Transpontina" was zijn titelkerk. Later pontificeerde hij in het bisdom Frascati. Hij was een vriend van Pius VII en Consalvi. Na de dood van Paus Pius VII, in 1823, gold hij als de belangrijkste kandidaat, maar werd als gevolg van de conflictueuze verhoudingen tussen gematigden en conservatieven tijdens het conclaaf niet gekozen. Hij vervulde verschillende hoge ambten en werd na de dood van paus Leo XII tot paus gekozen. Tijdens zijn pontificaat vaardigde hij in 1829 een encycliek uit [Traditi humilitati nostrae] en in 1830 het korte schrijven "Litteris altero." In beide publicaties wordt een aantal moderne kwalen opgesomd, die bestreden dienen te worden: de moderne filosofie, het sofisme, bijbelgenootschappen en het katholieke leergezag alsook geheime organisaties zoals de Carbonari. Na de Julirevolutie in Frankrijk spoorde hij aan tot erkenning van Louis-Philippe.


Monument Paus Pius VIII Sint-Pietersbasiliek

Reeds tijdens het conclaaf van 1823 werd Castiglioni tot de kanshebbers gerekend. Kardinaal Wiseman verhaalt dat de keuze van deze paus en ook de naam die hij zou aannemen door Pius VII zelf waren voorspeld. Bij een bepaalde gelegenheid richtte de paus zich tot kardinaal Castiglioni en zei: "Uwe Heiligheid Pius VIII zal deze zaak wel regelen."

De verklaring van Malachias is eenvoudig: Pius betekent vroom. Zijn familie stond bekend om haar diepe geloof en het was niet de eerste paus die stamde uit deze familie.

Profetie 100: De Balneis Etruriae [Van de badplaatsen van Etrurië]

Gregorius XVI [1831-1846]

Echte naam: Bartolommeo Alberto Cappellari [Belluno, 18 sepember 1765 - Rome, 1 juni 1846]

Gregorius XVI was paus van 1831 tot aan zijn dood in 1846, dus 15 jaar. Cappellari werd in Belluno geboren, en trad in 1783 als "Broeder Mauro" in bij de Orde der Camaldulenzers, een tak van de Benedictijnen, in Murano, nabij Venetië. Hij werd in 1787 tot priester gewijd.

Cappellari werd in Belluno geboren, en trad in 1783 "Broeder Mauro" in bij de de Orde der Camaldulenzers, een tak van de Benedictijnen, in Murano, nabij Venetië. Hij werd in 1787 priester gewijd. In 1799 publiceerde hij "II Trionfo della Santa Sede," waarin hij de Jansenisten veroordeelde. Cappellari werd in 1800 lid van de Academie van het Katholieke Geloof, waarvoor hij een aantal theologische en filosofische stukken schreef. Hij werd abt van de Romeinse abdij San Gregorio in Celio in 1805. Nadat paus Pius VII in 1809 uit Rome wegtrok per order van Napoleon, verhuisden Cappellari en enkele anderen van zijn orde naar Murano in Venetië, en in 1814 naar Padua. Toen Pius VII in datzelfde jaar in ere hersteld werd, werd Cappellari benoemd tot raadsman van de inquisitie, prefect van de Propaganda én controleur van de Bisschoppen.

Door paus Leo XII werd hij in 1825 tot kardinaal benoemd, en vervolgens naar de Nederlanden gezonden om een concordaat aangaande de Katholieken van België en de Protestanden van Nederland te bewerkstelligen.

Op 2 februari 1831 kozen de kardinalen hem na zesenveertig dagen als de nieuwe paus, en hij nam de naam Gregorius XVI aan. Onder druk van Klemens von Metternich vaardigde hij in 1832 de encycliek "Mirari Vos" uit, die Félicité de Lamennais veroordeelde, want die pleitte voor een scheiding van kerk en staat, in de veronderstelling dat de katholieke waarheid de hele maatschappij zou overtuigen in een staat waar nochtans godsdienstvrijheid heerste. Toen Gregorius in 1846 stierf, liet hij grote schulden na aan de Katholieke Kerk: hij had opdracht gegeven tot de bouw van vele nieuwe kerken en andere bouwkundige projecten. Gregorius kwam met de ideeën die door zijn opvolger, paus Pius IX, werden uitgewerkt in "Quanta Cura" en de "Syllabus Errorum," waarin verschillende opvattingen over politiek en wetenschap, zoals het pantheïsme, het naturalisme, het nationalisme, het indifferentisme, het socialisme en het liberalisme werden veroordeeld.


Pauselijk wapen van Gregorius XVI

Gregorius XVI begon zijn kloosterleven in de orde der Camaldulenzen, gesticht in de dertiende eeuw in een plaats in Etrurië, in het Latijns Balneum genoemd. Onder zijn persoonlijke leiding zijn tijdens de Etruskische opgravingen buitengewoon waardevolle ontdekkingen gedaan. Het museum dat deze schatten van oude Etruskische kunst bevat, werd naar hem "Gregoriaans Museum" genoemd. Het wapen van de paus vertoont aan de rechterkant het wapen van de Camuldenzen.

Chris De Bodt