Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

apr

24



Biografie J.M. Vianney. Preken [6]

  
 
Download PDF

Biografie J.M. Vianney. Preken [6]

Kom met een schoon gezicht

Ik wil niet zeggen dat ge met dure kleren te communie moet gaan, maar ze hoeven toch niet smerig en verscheurd te zijn. Neem de moeite om ze te wassen en te verstellen, als ge geen andere hebt. Sommigen schijnen er zelfs geen reden in te zien om een schoon overhemd aan te trekken, of ze zijn er te lui voor. Wie er geen heeft, doet er geen kwaad mee, maar de anderen ontbreekt het aan eerbied voor Jezus Christus, die zijn intrek wil nemen in uw hart. U haar moet gekamd, uw gelaat en uw handen moeten gewassen zijn. Zorg dat ge altijd kousen draagt wanneer ge naar de heilige tafel gaat, hetzij goede of slechte. Dit alles wil volstrekt niet zeggen dat men het gedrag van sommige jongelui moet toejuichen, die naar de heilige tafel komen alsof ze zich opgedirkt hebben voor het bal. Ik begrijp niet hoe zij een vernederde en verachte God durven ontvangen met zult een vertoon van ijdelheid. Mijn God, mijn God, wat een tegenstelling!

Breng uw dood in overeenstemming met de dood van Christus

Als we tweemaal moesten sterven, broeders, zouden we het er één keer op kunnen wagen. Maar we sterven maar éénmaal en van onze dood hangt onze eeuwigheid af. Waar de boom valt, blijft hij liggen. Wanneer iemand zich in het uur van zijn dood aan de kant van de zonde bevindt, dan valt zijn arme ziel in de richting van de hel. Wanneer hij echter in een staat van genade verkeert, slaat zij de weg naar de hemel in. O, gelukzalige weg!

Gewoonlijk sterft men zoals men heeft geleefd. Dat is een van de grote waarheden die de Heilige Schrift en de Kerkvaders ons menigmaal voorhouden. Wanneer ge als goede christenen leeft, zult ge ongetwijfeld ook als goede christenen sterven. Maar wanneer ge slecht leeft, staat u vast en zeker een slechte dood te wachten. De profeet Isaias zegt: "Wee de goddeloze, de enkel denkt aan het kwaad, want hij zal behandeld worden zoals hij verdient. Bij zijn dood zal hij loon naar werk ontvangen." Zeker, het komt wel eens voor dat iemand slecht begint en goed eindigt, maar dat is bijna als een wonder te beschouwen en het gebeurt zo zelden, dat de Heilige Hiëronymus de dood in het algemeen de echo van het leven noemde. Meent ge zondaars, dat ge vandaag of morgen tot de goede God terug zult keren? Neen, ge zult in uw boosheid ten onder gaan.

De Heilige Geest zegt ons: "Als ge een vriend hebt, bewijs hem uw vriendschap dan vóór uw dood." En kunnen we een betere vriend hebben, broeders, dan voor onze eigen ziel? Laten we alles voor haar doen wat in ons vermogen ligt, nu, want op het ogenblik dat we haar onze vriendschap willen bewijzen, zullen we het niet meer kunnen ... Het leven is kort. Stel uw bekering niet uit tot het uur van uw dood, dat is een teken van verblinding, want ge kent noch het ogenblik, noch de plaats waar ge, misschien zonder geestelijke hulp, te sterven komt. Wie weet, het kan nog zijn dat ge nog deze nacht, met zonden overladen, voor de rechterstoel van Jezus Christus moet verschijnen ...

Ja broeders, zo leven, zo dood! Reken niet op een wonder dat God slechts zelden doet. Leeft ge in zonde, dan wilt ge ook in zonde sterven ...

Als ge een goede dood tegemoet wilt gaan, moet ge beginnen met een christelijk leven te leiden. En het beste middel tot voorbereiding met een zalig afsterven is de navolging van Christus: breng uw dood in overeenstemming met de Zijne!

Kan het leven van een Christen iets anders zijn dan het leven van een mens die zich met Jezus Christus aan het kruis laat hechten?

Als de mens zijn godsdienst kende

Geld noch goederen, eer noch ijdelheid kunnen de mens op deze wereld gelukkig maken, maar alleen zijn gehechtheid aan de dienst van God, wanneer hij althans het geluk heeft Hem te kennen en dit in de praktijk te brengen. De vrouw die door haar man wordt geminacht, is immers niet ongelukkig in haar staat, omdat zij minachting ondervindt, maar omdat zij haar godsdienst niet kent of omdat zij niet in praktijk brengt wat deze haar voorschrijft. Leer haar de godsdienst en zodra ze diens voorschriften opvolgt, zult ge zien dat ze haar klachten staakt en zich niet langer ongelukkig waant. O, wat zou de mens, zelfs hier op aarde, gelukkig zijn, als hij zijn godsdienst kende ...

Hoe machtig is de mens wanneer hij God bemint en Hem men een trouw hart dient. Mensen die door de wereld worden veracht en die nauwelijks waard schijnen met voeten getreden te worden, beschikken vaak over de wil en de macht van God zelf. Neem een Mozes, die er de Heer wist toe te brengen om 300.000 Joden vergiffenis te schenken. Neem een Josuë, die de zon beval om stil te staan, en zij blééf waar zij stond, iets wat nog nooit gebeurd was en misschien ook nooit meer zal gebeuren! Of neem de apostelen: alleen omdat zij de goede God liefhadden, sloegen de duivelen voor hen op de vlucht. Ja, kreupelen liepen, blinden zagen en de doden stonden op uit hun graf!

Neem een heilige Benedictus, die de rotsblokken in hun val wist te stuiten: ze bleven in de lucht hangen. Neem Jezus zelf, die het brood vermenigvuldigde, die water sloeg uit de rots, die stenen en boomstammen verplaatste als een strospiertje. Of neem Sint Franciscus: zelfs de vissen kwamen naar hem luisteren als hij het woord Gods verkondigde! Sint Jan beval de vogels om te zwijgen, en ze gehoorzaamden hem. Neem ook de missionarissen, die zonder enige menselijke hulp de wereldzeeën overstaken. En stel daar nu al die goddelozen tegenover, al de groten van de wereld met hun briljante geest en hun vernuftige wetenschap: waartoe zijn zij uiteindelijk in staat? Tot niets! En waarom? Omdat ze niet gehecht zijn aan de dienst van God. O, wat is de mens machtig, en gelukkig tegelijk, als hij zijn godsdienst kent en ten uitvoer brengt!

Maar diegenen die leeft volgens de grillen van zijn hartstochten en de dienst van God de rug toekeert, voelt zich helaas altijd ongelukkig, broeders, en hij is tot weinig of niets in staat. Zet een leger van 100.000 man bij een dode en laat hen al hun macht aanwenden om hem tot het leven terug te roepen. Neen, neen, broeders, grote kennis en grote rijkdom zijn geenszins noodzakelijk voor de dienst van God. Integendeel, dikwijls vormen zij juist een bijna onoverwinnelijke hindernis. Het doet er niet toe, broeders, of we rijk of arm zijn, dom of geleerd. Het doet er niet toe in wat voor positie we verkeren. Allemaal kunnen we God dienen en onze ziel redden ...

Luister een ogenblik naar mij en ge zult zien dat dienst van God in alle ellende van dit leven alleen een bron van troost en geluk kan zijn. Daarvoor hoeft ge noch uw goederen, noch uw ouders, noch zelfs uw vrienden in de steek te laten, als zij u tenminste niet tot zonde verleiden. Ge hoeft uw dagen niet te slijten in de woestijn om er uw zonden te betreuren. Maar, al zou dat nodig zijn, dan nog zouden wij ons gelukkig moeten voelen, omdat we een middel gevonden hadden tegen onze kwalen. Het is echter zo dat een vader en een moeder God kunnen dienen, alleen door in goede verstandhouding samen te leven met hun kinderen en hen christelijk op te voeden. Een knecht kan gemakkelijk God dienen en toch zijn meester behulpzaam blijven. Er staat hem niets in de weg.

Neen, broeders, de manier waarop wij God dienen, hoeft niets te veranderen aan hetgeen wij doen. Integendeel, we zullen alles nog beter doen dan vroeger.

Waar gaat ge naar toe?

Wanneer onze plicht ons roept naar het Huis van God, lijken we dan niet veeleer op misdadigers die in afwachting van hun doodvonnis voor de rechter geleid worden, dan op christenen die zich, gedreven door de liefde, naar de Vader begeven? Wij, blinden, sluiten ons Hart voor de goederen van de Hemel en laten ons liever meeslepen door de aardse dingen!

Ja, als het om tijdelijke zaken gaat of zelfs maar om gewone pleziertjes, worden we er geheel en al door in beslag genomen. Dagen van tevoren beginnen we er al aan te denken. Dagenlang denken we er nog aan terug ... Maar als het gaat om de dienst van God en om het heil van onze arme ziel, vervallen we meteen in een soort sleur. Stel u voor dat ge een van de groten in deze wereld moet spreken, dat ge hem een of andere gunst wilt vragen. Ge zijt er vol van. Ge raadpleegt mensen die beter onderlegd zijn, want ge wilt natuurlijk weten hoe ge u tegenover zo’n man behoort te gedragen. En dan verschijnt ge voor hem in een waas van dienstbaarheid en eerbied dat de tegenwoordigheid van dergelijke personen gewoonlijk oproept. Niets van dat alles echter is er te merken als ge u naar het Huis van de goede God begeeft. Ach, nee! Niemand die bedenkt wat hij er gaat doen! Niemand die weet wat hij God eigenlijk te vragen heeft!

Zeg me eerlijk, broeders, is er wel iemand onder u die zich op de weg naar de kerk ooit de vraag stelt: waar ga ik naartoe? Naar de woning van een mens of naar het paleis van een koning, O nee, ik ga naar het Huis van mijn God, naar de woning van Hem, die meer van mij houdt dan van Zichzelf, want Hij is voor mij gestorven aan het kruis. Zijn barmhartige ogen volgen al mijn handelingen. Zijn oren beluisteren mijn gebed en altijd is Hij bereid om mij te verhoren en vergiffenis te schenken. Wie kan zich in deze mooie gedachten verdiepen zonder met koning David uit te roepen: "O, mijn ziel, verheug u, ik ga naar het Huis des Heren! Ik ga mijn opwachting maken bij God zelf, ik ga Hem mijn zorgen voorleggen en Ik ga naar Zijn goddelijke woorden luisteren en Hem om Zijn gunsten verzoeken. O, wat heb ik hem veel te vragen, voor hoeveel dingen moet ik Hem nog bedanken! Ik zal Hem spreken over al mijn moeilijkheden, Ik weet zeker dat Hij me zal troosten. Ik zal Hem praten over mijn gezin, ik weet zeker dat Hij het met alle mogelijke weldaden zal zegenen. Ja, mijn God, ik ga U aanbidden in Uw heilige tempel en ik zal gezegend huiswaarts keren."

Zeg me, broeders, zijn dat werkelijk de gedachten waarmee ge u bezighoudt, als uw plicht u naar de kerk roept? Zijn dat uw gedachten nadat ge de hele morgen over zaken hebt gepraat, of althans over volslagen nutteloze dingen? Ge rent inderdaad naar een snipmisje, dat dikwijls al half uit is. Sommigen, ja, ik durf het nauwelijks te zeggen, brengen eerst een bezoek aan de god van de dronkenschap en komen dan, met hun hoofd vol wijn, naar hun Schepper: tot aan de deur verkopen ze kletspraatjes!

Mijn God, dat zijn dan Christenen die als engelen op aarde moeten leven ... En gij, mijn zuster, hoe staat het met u? Zijn uw gevoelens beter, nadat ge uw geest hebt gepijnigd met de vraag wat ge toch moet aantrekken om de wereld welgevalliger te zijn? Gaat ge met zulke gedachten naar de plaats van het gebed, waar ge niets anders hebt te doen dan uw zonden te betreuren? Vaak staat de priester al aan het altaar, terwijl gij nog heen en weer trippelt voor de spiegel. Mijn God, dat zijn dan Christenen die U tot voorbeeld genomen hebben. U, die in uw leven in verachting en tranen hebt doorgebracht!

Luister, meisje, wat Sint Ambrosius, de bisschop van Milaan u leert. Toen deze bij de kerkdeur eens een jeugdig vrouwspersoon ontmoette, die zich met alle zorg had opgesmukt, zei hij tot haar: "Vrouw, waar gaat ge naartoe?" "Naar de kerk," gaf zij de bisschop ten antwoord. "Naar de kerk?" vroeg Ambrosius verwonderd, "men zou eerder zeggen dat ge op weg zijt naar de danszaal of de schouwburg. Ga, zondares, ga in stilte uw zonden betreuren en kom niet meer in de kerk om een vernederde God met uw ijdel gepronk de beledigen!" Velen denken op weg naar de kerk alleen aan zichzelf en aan hun opschik. Zij betreden het Huis van God en zeggen in de grond van hun hart: "Kijk, hier ben ik!" Is het niet om te huilen, broeder?

Mijn God, dat zijn dan Christenen die als engelen op aarde moeten leven ... En gij, mijn zuster, hoe staat het met u? Zijn uw gevoelens beter, nadat ge uw geest hebt gepijnigd met de vraag wat ge toch moet aantrekken om de wereld welgevalliger te zijn? Gaat ge met zulke gedachten naar de plaats van het gebed, waar ge niets anders hebt te doen dan uw zonden te betreuren? Vaak staat de priester al aan het altaar, terwijl gij nog heen en weer trippelt voor de spiegel. Mijn God, dat zijn dan Christenen die U tot voorbeeld genomen hebben. U, die in uw leven in verachting en tranen hebt doorgebracht!

Luister, meisje, wat Sint Ambrosius, de bisschop van Milaan u leert. Toen deze bij de kerkdeur eens een jeugdig vrouwspersoon ontmoette, die zich met alle zorg had opgesmukt, zei hij tot haar: "Vrouw, waar gaat ge naartoe?" "Naar de kerk," gaf zij de bisschop ten antwoord. "Naar de kerk?" vroeg Ambrosius verwonderd, "men zou eerder zeggen dat ge op weg zijt naar de danszaal of de schouwburg. Ga, zondares, ga in stilte uw zonden betreuren en kom niet meer in de kerk om een vernederde God met uw ijdel gepronk de beledigen!" Velen denken op weg naar de kerk alleen aan zichzelf en aan hun opschik. Zij betreden het Huis van God en zeggen in de grond van hun hart: "Kijk, hier ben ik!" Is het niet om te huilen, broeder?

En gij, vaders en moeders, in wat voor toestand komt gij naar de kerk, naar de Heilige Mis? Het spijt me dat ik het zeggen moet, maar het zijn meestal juist de vaders en de moeders die je de kerk ziet binnen komen als de priester al aan het altaar of zelfs al op de preekstoel staat!

"Tja," zult ge me zeggen, "we komen zo gauw we kunnen, maar er valt altijd nog iets te beredderen."

Zeker, ge hebt van alles te doen, dat weet ik. Maar ik weet ook dat ge een heleboel dingen opzettelijk uitstelt tot ’s zondags. Als ge ze ’s zaterdags deed, zoals het hoort, of als ge desnoods een beetje vroeger opstond, zoudt ge dan gemakkelijker op tijd in de kerk kunnen zijn. Hetzelfde geld voor uw kinderen en uw personeel. Als ge ze niet tot het laatste ogenblik liet werken, waren ze heus in de kerk, vóór de priester aan het altaar stond, reken maar. Ik weet niet of de goede God wel genoegen zal nemen met al uw smoesjes, ik twijfel er aan.

Maar waarom zouden wij in bijzonderheden treden, broeders? Handelt immers niet het grootste deel der Christenen zo? Ja, wanneer ge naar de kerk komt om Gods genade in ontvangst te nemen, spreidt ge allen hetzelfde gebrek aan ijver ten toon, dezelfde onverschilligheid, dezelfde lusteloosheid en een bijna algehele verstrooidheid. Hebt ge de kerk wel eens vol gezien, als de heilige diensten begonnen? En ook de vespers zijn dikwijls al uit, eer ge allen in de kerk zijt!

"We hebben ons werk," zegt ge.

Wel vrienden, als ge me zoudt zeggen dat ge geen geloof en geen Godsliefde had en zelfs geen verlangen om uw arme ziel te redden, dan zou ik u bijvallen. Wat moet je er van denken? Is er niet alle reden om te treuren, wanneer je het merendeel van de Christenen in zo een toestand ziet? Velen schijnen naar de kerk te komen tegen hun zin, je zou haast zeggen dat ze er met geweld naar toe gesleept worden. Onderweg praten ze uitsluitend over aardse dingen. De jonge meisjes gaan arm in arm en fluisteren over ijdelheden, over mooi en knap zijn, enz. De jongens hebben het over het spel en plezier en dingen van nog slechtere aard. Huisvaders hoor je over hun bezittingen en hun zaken redeneren. De moeders raken niet uitgepraat over hun kinderen en hun huishouden. Zo gaat het, dan kan niemand ontkennen.

Helaas, geen enkele gedachte aan het geluk dat hun in de kerk wacht, geen spoor van bezinning op hun zielenheil, laat staan op dat van hun kinderen en hun personeel! Ze betreden het Huis van God zonder eerbied, zonder aandacht, en sommigen liefst zo laat mogelijk. Anderen nemen niet eens de moeite om naar binnen te gaan, ze blijven op het kerkplein achter om nog wat verstrooiing te vinden. Het woord Gods verontrust hun geweten niet: ze staan op hun gemak te kijken wie er zoal komt. Mijn God, zijn dat de Christenen voor wier geluk Gij zoveel geleden hebt? Is dat nu al hun dankbaarheid?

Ge kunt u wel voorstellen, broeders, hoeveel zonden er onder die omstandigheden juist tijdens die heilige diensten bedreven worden. Sommigen doen ’s zondags meer kwaad dan tijdens de hele week... Luister maar naar wat Sint Martinus ons leert. Toen hij eens, samen met Sint Bricius, zijn leerling, de Heilige Mis zong, merkte hij dat deze op een gegeven ogenblik glimlachte. Na afloop vroeg Martinus hem de reden daarvan. "Vader," antwoordde Bricius, "ik heb iets buitengewoons gezien, terwijl wij de Heilige Mis zongen. Achter het altaar zag ik een duivel die op een groot vel perkament alle zonden aantekende waaraan de gelovigen zich in de kerk schuldig maakten. Het vel stond al vol, vóór de plechtigheid ten einde was. Toen pakte de duivel het tussen zijn tanden, trok er aan en scheurde het nijdig aan stukken. Daar moest ik toch even om lachen."

Hoeveel zonden, ja ook doodzonden, bedrijven wij gedurende de heilige diensten door ons gebrek aan godsvrucht en bezinning! Waar zijn de gelukkige tijden dat de Christenen niet alleen de dag, maar ook een groot deel van de nacht doorbrachten in de kerk om er hun zonden te betreuren of Gods lof te zingen? Ge kunt er zelfs het Oude Testament op naslaan: neem bijvoorbeeld de heilige profetes Anna, die zich in een galerij had verborgen om altijd in de tegenwoordigheid van God te mogen blijven. Neem de heilige grijsaard Simeon. Neem verder Zacharias en zoveel anderen, die het merendeel van hun leven hebben doorgebracht in de tempel des Heren. Grote en kostelijke gunsten heeft de goede God hun dan ook verleend. Om de heilige Anna te belonen, schonk Hij haar de genade om als eerste Jezus Christus te leren kennen. De heilige grijsaard Simeon viel het geluk, het grote geluk te beurt om, na Sint Jozef, als eerste de Verlosser in zijn armen te mogen nemen. Zacharias werd uitverkoren om de vader te mogen worden van een kind dat op zou treden als de wegbereider van Gods zoon in deze wereld. Tal van voorrechten verleent de goede God aan hen, die het als hun plicht beschouwen om Hem zo dikwijls als zij kunnen in Zijn heilige tempel te bezoeken!

Verwondert u dat? Mij niet!

"Hoe komt het toch," zult ge me vragen, "dat wij zoveel heilige missen bijwonen en desondanks altijd dezelfden blijven?"

Dat komt, broeders, omdat we ze alleen bijwonen met ons lichaam en niet met onze geest. Door onze slechte innerlijke gesteldheid leggen we onder de heilige mis als het ware onze laatste hand aan onze verwerping. Hoeveel Heilige Missen worden er helaas niet bijgewoond, die ons zondaars nog verstokter maken in plaats van ons tot heil te strekken? Toen Jezus Christus aan de Heilige Mechtildis verscheen, sprak Hij tot haar: "Weet, mijn dochter, dat de heiligen aan het sterfbed staan van allen die te hunner ere godvruchtig een Heilige Mis hebben bijgewoond? Zij zullen hen helpen in het uur van hun dood, hen beschermen tegen de bekoringen van de duivel en hun zielen aanbevelen aan mijn Vader." Wat een geluk voor ons, broeders, in die vreselijke ogenblikken bijgestaan te worden door alle heiligen, ter ere van wie zij in ons leven heilige missen hebben gehoord!

Neen, broeders, wees niet bang dat de Heilige Mis in onze tijdelijke aangelegenheden ooit een hinderpaal kan zijn. Integendeel, hoe vaker we de kerk bezoeken, het beter het ons zal vergaan en hoe meer geluk we zelfs in onze zaken zullen hebben. Laat ik u een sprekend voorbeeld geven. Er waren eens twee ambachtslieden die hetzelfde beroep uitoefenden en die in dezelfde buurt woonden. De één, die een groot gezin had, ging iedere morgen naar de heilige mis en kon gemakkelijk van zijn vak leven. Maar de andere had geen kinderen. Hij werkte dag en nacht, vaak zelfs op de dag des Heren, en nog kon hij slechts met moeite rondkomen. Met lede ogen zag hij het succes van de eerste aan.

Toen hij deze op een zekere dag ontmoette, vroeg hij hem toch waar hij de middelen vandaan haalde om in een onderhoud van een gezin als het zijne te voorzien. "Ik heb niets dan mijn vrouw," kloeg hij, "ik buit elke minuut uit, maar ik red het niet."

"Luister eens," gaf de andere ambachtsman hem ten antwoord, "als je wil, zal ik je morgen het geheim van mijn succes laten zien." De andere was overgelukkig met deze belofte. Vol spanning zag hij uit naar het ogenblik waarop hij zou leren hoe hij fortuin kon maken. De volgende dag kwam de eerste hem halen. Welgemoed gingen ze samen op pad en hun weg leidde tenslotte naar een kerk, waar ze de heilige mis bijwoonden. "Vriend," zei de eerste na afloop rustig, "keer nu terug naar je werk!" Daags daarna deden ze hetzelfde. Maar toen hij voor de derde keer gehaald werd om naar de heilige mis te gaan, zei de arme ambachtsman: "Wat wil je eigenlijk? De weg naar de kerk ken ik ook wel! Die moeite kun je wel sparen. Wat ik weten wou is de manier waarop jij zo gemakkelijk rondkomt. Dan kon ik het misschien ook eens proberen? Je zou me toch eerst het geheim van je succes laten zien?"

"Vriend," antwoordde de andere hem, "het geheim van mijn succes is alleen te vinden in de kerk. Heus, ik heb geen andere middelen dan iedere dag de heilige mis bij te wonen. Ik verzeker je dat ik de goede gang van zaken, waar jij je over verwondert, enkel daaraan te danken heb. Je weet toch dat Jezus Christus ons in het evangelie zegt: Zoek eerst het Rijk Gods en al het andere zal u worden toegeworpen!"

Verwondert dat u misschien, broeders? Mij niet! We zien het dagelijks in de gezinnen waar vroomheid heerst: diegenen die vaak naar de heilige mis gaan hebben over het algemeen meer geluk in hun zaken dan diegenen die uit louter gebrek aan geloof menen dat ze er geen tijd voor hebben. Wanneer we al onze hoop stelden op de goede God en zo min mogelijk verwachtingen koesterden van ons eigen werk, hoeveel gelukkiger zouden we dan zijn!

"Ja maar," hoor ik u al zeggen, "wie niets heeft, krijgt ook niets." Wat wil ge dat de goede God u geeft, als ge alleen vertrouwt op uw werk en niet op Hem? Wat wilt ge, als ge niet eens de tijd neemt om ’s morgens en ’s avond uw gebeden te doen, als ge er u mee tevreden stelt om één keer per week naar de heilige mis te gaan? Ge kent helaas de hulpbronnen niet die Gods Voorzienigheid opent voor al diegenen die tot Haar hun toevlucht nemen. En wilt ge een afdoend bewijs? Het staat hier vóór u: Kijk naar uw pastoor en bedenk voor Gods aanschijn wat hem toegeworpen wordt.

"O," zult ge mij zeggen, "u hebt gemakkelijk praten, men geeft het u." Maar wie anders geeft het mij dan Gods Voorzienigheid? Zij is mijn schatkist en zij alleen! Hoe blind is de mens! Hij tobt zich af om steeds ongelukkiger te worden en tenslotte verloren te gaan. Denk liever aan uw zielenheil, broeders, en ga zo dikwijls als ge kunt naar de heilige mis, en ge zult mijn woorden weldra bewezen zien.

Als ge thuiskomt ...

Toen de koningin van Saba thuiskwam, raakte zij niet uitverteld over alles wat zij in de tempel van Salomon had gezien: het was iedere keer opnieuw een groot genot voor haar om er met iemand over te spreken. Zo moet het ook gaan met een christen die naar behoren een heilige mis heeft bijgewoond. Als hij thuiskomt, moet hij zich met zijn kinderen en zijn personeel onderhouden en hun vragen wat zij zich van de heilige mis herinneren, wat hen het meeste heeft getroffen. Maar helaas, mijn God, wat zal ik zeggen ... Hoeveel vaders en moeders, hoeveel meesters en meesteressen zijn er niet, die lachend hun schouders zouden ophalen, als je met hen zou willen praten over hetgeen zij in de heilige mis gehoord hebben. We weten er alles van, zouden ze zeggen, laat ons liever met rust ... Over het algemeen schijnt men niettemin toch wel naar het heilige woord te luisteren.

Maar nauwelijks heeft men de kerk verlaten of men geeft zich over aan allerhande verstrooiing. Haastig springt men op, men holt naar de uitgang en wringt zich door het portaal naar buiten. Velen staan al druk te praten op het kerkplein, terwijl de priester de trappen van het altaar nog niet is afgedaald. Weet ge broeders, wat daar het gevolg van is? Luister! Men trekt geen enkel voordeel van hetgeen men in het Huis van God heeft gehoord en gezien. Er wordt een schat van genade vergooid! Gods redmiddelen worden met de voeten getreden! O, wat een ongeluk! Wat ons tot heil kan strekken, wenden we aan tot onze ondergang. Ge ziet het zelf, broeders: het heilig offer wordt het grootste deel van de christenheid tot last! Zij voelen zich in de kerk opgesloten als in een soort gevangenis.

De mis is nog niet afgelopen of je hoort ze bij de kerkdeur schreeuwen als gevangenen die men zojuist heeft vrijgelaten. Ben je dikwijls niet verplicht de deur te sluiten, als je tenminste niet doof wil worden van hun onafgebroken gekwetter? Mijn God, dat zijn de christenen die Uw heilige tempel moeten verlaten met een gemoed boordevol goede gedachten en goede verlangens! Moesten zij dit niet diep in hun geheugen griffen om ze nooit meer te vergeten en ze bij de eerste, de beste gelegenheid ten uitvoer brengen? Maar helaas, het getal van diegenen die de heilige diensten met aandacht volgen en er profijt uit weten te trekken, staat praktisch gelijk met het aantal uitverkorenen. Ach, wat is het klein.

Reinig uw geest

Als ge wilt dat de eer, die ge God brengt, Hem aangenaam zal zijn en voordeling voor het heil van uw ziel, ga dan welbewust te werk. Begin u voor te bereiden op de heilige mis van zodra ge wakker wordt en verenig u in de geest met alle heilige missen die er op dat ogenblik gelezen worden. Wanneer de klok u roept om naar het Huis van de goede God te komen, bedenk dan dat het Jezus Christus zelf is die u uitnodigt. Vertrek op staande voet, zodat ge nog een paar minuten hebt om u te bezinnen op de grootsheid van het offer, waaraan ge straks zult deelnemen. Zeg niet, zoals de mensen zonder geloof, dat ge nog tijd genoeg zult hebben om altijd te vroeg te komen. Zeg liever met de profeet: "Ik heb me verheugd, toen men me zei dat we zouden opgaan naar het Huis des Heren." Vanaf het ogenblik dat ge thuis weggaat, moet ge u bezighouden met de gedachte aan hetgeen ge straks hebt te doen en aan hetgeen ge de goede God zult vragen.

Reinig uw geest van alle aardse beslommeringen en denk alleen aan God. Vermijd alle overbodige gesprekken die uw aandacht tijdens de heilige mis zouden kunnen afleiden. Roep u, bij het binnentreden van de kerk, in herinnering wat de heilige patriarch Jacob heeft gezegd: "O, hoe mooi is deze plaats, en hoe heilig! Dit is waarlijk het huis van God en de poort van de hemel!" Wanneer ge op uw plaats zijt, verneder u dan diep voor de grootsheid van God, die u in uw onwaardigheid en ondanks uw zonden, in Zijn grote tegenwoordigheid wilt dulden. Vraag de goede God dat ge moogt delen in de gunsten die Hij allen verleent die met een oprecht gemoed tot Hem komen en dat ge niets van Zijn genade moogt verliezen. Open uw hart, opdat het woord Gods er in door kan dringen, opdat het wortel kan schieten en vruchten dragen voor het eeuwige leven.

Alvorens de kerk te verlaten, moogt ge nooit vergeten de goede God te bedanken voor de genade die Hij u heeft geschonken, en terwijl ge weer naar huis gaat, moet ge u verdiepen in hetgeen ge hebt gezien en gehoord. Ja, broeders, als we ons op die manier gedragen, zullen we geen enkele mis bijwonen zonder vervuld te worden door een nieuw verlangen naar de hemel en door een nieuwe afkeer van onszelf en van de wereld. Zo zullen onze geest en ons hart steeds minder aan het aardse en steeds meer aan God toebehoren. En het Huis des Heren zal voor ons inderdaad de poort van de hemel worden. Dat wens ik u toe.

Wij vieren naamdag

In de eerste tijden van de kerk kwamen de gelovigen van eenzelfde streek op de feestdag van een heilige in grote getale bijeen om te delen in de gunsten die God op die dag verleende. De kerkelijke plechtigheid begon al in de vooravond. Biddend bracht men de macht door op het graf van de heilige. Men luisterde naar het woord van God. Men zong hymen en liederen te Zijner ere. ’s Morgens woonde men gezamenlijk de heilige mis bij en allen gingen te communie. Daarna trok iedereen zich terug, God lovend voor de overwinningen die de heilige met zijn hulp had behaald en Hem dankend voor de genaden die Hij door diens tussenkomst had geschonken. Hoe zou God zijn gunsten kunnen onthouden, broeders, aan zo’n vrome vergadering van gelovigen? Hoe zou een heilige haar zijn bescherming kunnen weigeren? Kijk, zo werden eertijds de feesten van de patroonheiligen gevierd.

Wat denkt ge daarvan? Ga eens na hoe we deze tegenwoordig vieren! Als de eerste christenen op aarde zouden terugkeren, zouden zij dan niet zeggen dat onze feesten ternauwernood van heidense feesten verschillen? Wordt God niet juist op die heilige dagen het meeste beledigd? Het is alsof we onze goederen en onze krachten voor deze dagen opsparen om de zonde bijna tot in het oneindige te vermenigvuldigen! Waarmee brengen we da avond en zelfs verschillende dagen voor het feest eigenlijk door? Is het niet met het uitgeven van geld voor dwaze en overtollige dingen? En ondertussen sterven de armen van honger en roepen onze zonden in zulke mate Gods woede af, dat zelfs de eeuwigheid niet voldoende zal zijn om ze uit te boeten. Ge zoudt de hele nacht in droefheid moeten waken, omdat ge het voorbeeld van uw heilige patroon zo slecht hebt nagevolgd.

Maar nee, ge besteedt de tijd liever aan het klaarmaken van dingen die uw genotzucht strelen! Zou je niet gaan zeggen dat de naamdag een dag van losbandigheid is? Of komen uw ouders en uw vrienden misschien, evenals vroeger, om te delen in de genaden die God ons door tussenkomst van onze patroonheilige verleent? Ze komen ja, maar alleen om die dag bijna helemaal aan tafel door te brengen. Vroeger duurden de heilige diensten veel langer dan tegenwoordig en toch bleken ze altijd nog te kort. Tegenwoordig heb je zelfs huisvaders die tijdens de heilige diensten rustig aan tafel zitten en zich te goed doen aan vlees en wijn.

De eerste christenen nodigden elkaar wederkerig uit om hun gebeden en hun goede werken even zo vele malen te verdubbelen als er gasten waren. Schijnt het er tegenwoordig niet veeleer om te gaan door overdadig eten en drinken de zonden te verdubbelen? Weet ge wel dat God u rekenschap zal vragen, zelfs van iedere cent dat ge voor een verkeerd doel uitgeeft? Begint het er niet veel op te lijken dat we onze naamdag enkel vieren om onze patroonheilige te beledigen en onze ondankbaarheid te verdubbelen?

Alles welbeschouwd, broeders, moeten we toch tot de conclusie komen dat we degene die God ons tot voorbeeld heeft gegeven, in geen enkel opzicht navolgen. Hij heeft zijn leven doorgebracht in boete en in tranen. Hij is onder de grootste kwellingen gestorven. Maar ik ben er zeker van dat er parochies zijn waar op de naamdag meer zonden bedreven worden dan tijdens de rest van het jaar. Tot de Joden heeft God eenmaal gezegd dat hun feesten een gruwel waren en dat Hij hun het vuil van die dagen in het aangezicht zou werpen. Aldus geeft Hij ook ons te verstaan hoe diep Hij wordt beledigd op dagen die doorgebracht moeten worden in tranen en gebed. We lezen in het evangelie dat Jezus Christus op de aarde is gekomen om in de zielen het vuur van de goddelijke liefde te ontsteken? Maar we mogen we aannemen dat ook de duivel over de wereld ronddoolt om het vuur van onzuiverheid te ontsteken in de harten van de christenen, en vooral bij feesten en dansgelegenheden wakkert hij het aan. Ik heb lang geaarzeld, eer ik kon besluiten om dit onderwerp met u te bespreken, want het is moeilijk te begrijpen voor de christenen van deze onze tijd, die door hun hartstochten worden verblind. Ze staan er immers nooit bij stil. Maar als het geloof in u niet afgestorven was, zoudt ge me één oogopslag zien dat ge een afgrond tegemoet rent, zolang ge u met zoveel vuur aan zulke rampzalige genoegens overgeeft.

"U verspilt uw tijd," zult ge me zeggen, "het heeft geen zin met ons over de dansvloer te praten en over het kwaad dat we daar doen. We kunnen het toch niet laten." Ja, ik geloof u graag, want reeds Tertullianus heeft opgemerkt dat velen liever weigeren om zich tot het christendom te bekeren dan van dergelijke vermaken af te zien.

Wie niet godsdienstig is, gaat verloren

Ik hoor één van u nog zeggen: "Wat steekt er nu voor kwaad in, als je een ogenblik ontspanning zoekt? Ik leg niemand iets in de weg, maar moet ik dan ook de godsdienstige uithangen? Als je op zijn tijd niet gaat dansen, word je zo dood als een pier."

Ge vergist u vriend. Wie niet godsdienstig is, gaat verloren. Wat moet ge onder een godsdienstig mens verstaan? Een godsdienstig mens is iemand die zijn christelijke plichten vervult en anders niets. Ge zegt dat het tijdsverlies is om met u over de dansvloer te praten, omdat ge toch geen steek verandert, maar ge vergist u opnieuw. Door de vermaningen van uw pastoor in de wind te slaan, haalt ge u een nieuwe schuld op de hals, terwijl ik me door de vervulling van deze plicht verdiensten voor de hemel verwerf. In het uur van mijn dood zal God mij niet vragen of ge uw plichten hebt gedaan, maar of ik ze u duidelijk en vaak genoeg heb voorgehouden! Ge wilt ook niet van mij aannemen dat er kwaad in steekt, wanneer ge ontspanning zoekt op de dansvloer. Ge gelooft me dus niet!

Dat is dan uw zaak. Mij gaat het er alleen om het u te zeggen op een manier dat ge het, tenminste als ge wilt, begrijpen kunt. Ik doe alles wat ik moet doen. Ge hoeft er u niet aan te ergeren: uw pastoor doet zijn plicht. Maar, zult ge me tegenwerpen, noch in de tien geboden, noch in de Heilige Schrift staat iets dat ons het dansen verbiedt. Misschien hebt ge ze niet goed nagekeken, broeders. Tracht me een ogenblik te volgen, en ge zult zien dat er geen enkel gebod bestaat dat door het dansen niet wordt overtreden. Ja, zelfs de sacramenten worden door dit zogenaamd onschuldig vermaak ontheiligd.

Ge weet om te beginnen even goed als ik dat deze buitensporige dwaasheden gewoonlijk alleen op zon- en feestdagen plaatsgrijpen. Wat zullen de jongens en de meisjes die straks willen gaan dansen, op zo’n dag dus doen? Wat voor Godsliefde valt er van hen te verwachten? Dacht ge dat ze iets anders in hun hoofd hadden dan de opschik waarmee ze degenen die ze straks hopen te treffen, willen behagen. Ze doen hun gebeden, laten we dat in ieder geval aannemen, maar hoe? Dat weet helaas God alleen. Trouwens, hoe kan iemand de goede God liefhebben, als hij enkel maar genot en aardse liefde verlangt? Ge zult het toch met me eens zijn dat ge God en de wereld onmogelijk beiden kunt behagen. Dat bestààt eenvoudig niet!

God verbiedt ons het vloeken, maar hoe vaak wordt er in dansgelegenheden helaas niet getwist, gevloekt en gezworen? Hoeveel ruzies en vechtpartijen ontstaan er niet uit de jaloezie die de jongelui elkaar op zulke duivelse bijeenkomsten toedragen? Wie kan de misdrijven tellen, broeders, die er in de danszaal bedreven worden? Het derde gebod zegt dat we de dag des Heren moeten heiligen. Maar meent ge dat een jongen die een paar uur heeft doorgebracht met een meisje wier hart gelijk is aan een oven, zich aan dat voorschrift zal houden? Sint Augustinus had wel gelijk toen hij zei dat de mannen beter hun grond kunnen bewerken en de vrouwen beter voor het huishouden kunnen zorgen dan naar de danszaal te gaan: ze zouden er in ieder geval minder kwaad mee doen.

Het vierde gebod beveelt de kinderen om hun ouders te eerbiedigen. Maar kunt ge van jongelui die regelmatig gaan dansen, de eerbied en de onderworpenheid verwachten die ze hun ouders verschuldigd zijn? Integendeel, ze laten hen liever sterven van verdriet, hetzij door hen te minachten, hetzij door hun geld te verkwisten, hetzij door hun eigen vroeger gedrag aan te kaarten. Hoe droevig zijn zulke ouders er aan toe, als het geloof in hen nog niet is afgestorven en ze met eigen ogen moeten zien hoe hun kinderen zich overgeven aan allerlei losbandigheden! Ze zien hun kinderen voor de hemel verloren gaan en rijp worden voor het eeuwige vuur. Stel u voor dat de ouders nog een greintje geloof bezitten ... Ik durf niet verder te gaan! Blinde ouders ... Verworpen kinderen ...

Is er een plaats, een tijd, een gelegenheid, broeder, waar zoveel zonden van onzuiverheid worden bedreven als op dansavonden, en daarna? Is het niet op deze bijeenkomsten dat men het hevigst bekoord wordt tot de zonde, die in lijnrechte tegenstelling staat tot de heilige deugd van de kuisheid? Daar worden alle zinnen tot wellust geprikkeld! Wie er dieper op ingaat, broeders, en in overweging neemt hoeveel misdrijven daar worden gepleegd, zou van afgrijzen moeten sterven. Dààr ontsteekt de duivel in de harten van de meeste jongelui een onzuiver vuur dat de doopgenade voor altijd vernietigt! Dààr maakt hij net zoveel slachtoffers als hij zich maar wensen kan. Als een christen, die alle gelegenheden tot zonde vermijdt en voortdurend zijn toevlucht zoekt tot het gebed, nog zoveel moeite heeft om de zuiverheid in zijn hart te bewaren, hoe zou deze deugd dan stand kunnen houden te midden van een omgeving die over alle middelen beschikt om haar te dien bezwijken?

"Neen," zegt Johannes Chrysostomus ons, "neem dat lichtzinnige, wereldse meisje, of liever dat stuk helse brandhout, dat door haar schoonheid en haar ijdele tooi in het hart van die jongeman het onzuiver vuur van de begeerte ontsteekt! Ziet ge niet dat ze elkaar, de één zowel als de ander, met hun houding, hun gebaren, met alle mogelijke middelen trachten te betoveren? Ongelukkigen, zeg me eens, als ge kunt, aan hoeveel slechte gedachten, slechte verlangens en slechte handelingen gij u schuldig maakt? Waar anders hoort ge zoveel woorden en klanken die uw oren strelen en uw hart in lichterlaaie zetten? Zijn zulke plaatsen geen ovens van onzuiverheid?"

Dààr, broeders, lessen uw jongens en meisjes hun dorst aan de bron van de misdaad die weldra, als een wassende rivier, hun hele omgeving zal overstromen om allen die met hen in aanraking komen, te verzwelgen ... Verdwijn, vaders en moeders, verdwijn in de eeuwige vuurpoel waar Gods woede u wacht om u te straffen voor de nalatigheid waarmee ge over uw kinderen hebt gewaakt. Verdwijn, zij zullen u gauw genoeg volgen, want ge hebt hun zelf de kortste weg gewezen! Verdwijn en tel de jaren die uw jongens en uw meisjes hebben verspeeld! Verdwijn en geef rekenschap van uw leven. Ge zult weldra merken dat uw pastoor u deze duivelse genoegens niet voor niets heeft verboden."

"Neen," zult ge me zeggen, "nu gaat ge toch uw boekje te buiten!" Meen ge dat ik teveel zeg? Wel luister dan; zeggen de heilige vaders soms teveel? Sint Ephrem zegt ons dat de dans het verderf van de vrouwen en de meisjes is, de verblinding van de mannen, de droefheid van de engelen en de vreugde van de duivel. Mijn God, hoe kan een christen zich een rad voor de ogen laten draaien en denken dat er geen kwaad steekt in dit vermaak, terwijl de duivel het gebruikt als het net waarmee hij de meeste zielen naar de hel sleept? ... Ja, doe maar, arme ouders, ge loopt verloren als blinden ... Ja, lach maar om de woorden van uw pastoor! Ga uw gang! Luister naar mijn waarschuwingen, maar trekt u er niets van aan! Er steekt geen kwaad in, zegt ge? Maar waarvan hebt ge dan afstand gedaan op dag van uw Heilige Doopsel? Of liever: op welke voorwaarde heeft men het u toegediend?

Heeft men voor u niet hemel en aarde, en in de tegenwoordigheid van Jezus Christus op het altaar, laten beloven dat ge uw leven lang zoudt verzaken aan de duivel, aan al zijn werken en aan al zijn ijdelheden, d.w.z. aan de zonde, aan de genoegens van de lichtzinnigheden van deze wereld? Heeft men u niet laten beloven dat ge in het voetspoor zoudt treden van een gekruisigde God? En zeg me nu, staan uw vermaken in de danszaal dus in werkelijkheid niet gelijk met een verbreking van uw doopbeloften, met een ontheiliging van het sacrament waardoor God u Zijn barmhartigheid heeft bewezen? Ja, ge schendt ook het Heilig Vormsel door het kruis dat ge van Jezus Christus hebt ontvangen, voor ijdele tooi te verwisselen, door te blozen en terug te schrikken voor dit kruis, dat uw glorie en uw geluk moest zijn! Sint Augustinus verzekert ons dat degenen die gaan dansen, Jezus Christus verloochenen en zich overgeven aan satan.