Medjugorje kerk

Medjugorje België en Nederland

Medjugorje Maria

apr

19



Aartsengelen, engelbewaarder en de gevallen engelen

  
 
Download PDF

Aartsengelen, engelbewaarder en de gevallen engelen

Volgens de huidige liturgische kalender van de Rooms-Katholieke Kerk is 29 september de feestdag van de drie aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafaël. Volgens de oude Romeinse kalender was 29 september alleen aan Michaël gewijd. Deze datum verwijst naar de dag van de kerkwijding van de antieke Sint-Michaëlbasiliek aan de Via Salaria, enkele kilometers ten noorden van Rome.

Op 2 oktober is het feest van de engelbewaarder. Tussen vandaag en 1 oktober is er elke dag verslag hierover.

Gods engelen

Het woord "engel" stamt af van het Latijnse angelus, wat zelf afgeleid is van het griekse ángelos, wat allebei 'boodschapper' betekent. Ook het Hebreeuwse woord Mal'ach betekent 'boodschapper'.

Een goede omschrijving van wie de engelen zijn lezen we in het Compendium van de Katechismus van de Katholieke Kerk: De engelen zijn louter geestelijke schepselen, niet lichamelijke, onzichtbare, onsterfelijke, persoonlijke wezens, begiftigd met verstand en wil. Terwijl zij God voortdurend aanschouwen, verheerlijken zij Hem, dienen zij Hem, en zijn zij Zijn boodschappers bij de vervulling van de heilszending voor alle mensen.

De engelen hebben verschillende taken. Eén ervan is ondertussen al duidelijk geworden: zij zijn de boodschappers van God. Zij worden uitgezonden om mensen een boodschap te brengen van God of een opdracht te volbrengen in naam van God. Zij dienen en aanbidden God, dat zijn de Serafijnen en de Cherubijnen. Zij dienen ook de mensen: zij beschermen hen en 'dragen hen op handen'. Dit laatste is vooral de taak van de beschermengelen. Zoals de aartsengel Michaël zijn zij ook strijders die strijd voeren tegen de kwade geesten. In het Oude Testamant zijn zij ook de uitvoerders van Gods besluiten en oordelen. Zij zouden zich steeds in de nabijheid van God bevinden, waarbij de Serafijnen het dichtst bij de troon van God staan. In vele verschijningen wordt Maria begeleid door engelen, dikwijls door de aartsengel Michaël.

Het aantal engelen zou astronomisch groot zijn: er wordt in de Bijbel gesproken over tienduizenden malen tienduizenden. Letterlijk genomen zou dit al een aantal van 100 miljoen engelen opleveren. Jezus sprak bij zijn arrestatie in Getsamane over enige legioenen engelen.

Volgens een middeleeuwse opvatting zijn de engelen ingedeeld in negen koren: Serafijnen, Cherubijnen, Tronen, Heerschappijen, Vorstendommen, Machten, Krachten, Aartsengelen en Engelen. De indeling in negen ordes is afkomstig van Dionysius, een onbekende christelijke en neoplatoonse theoloog uit de 5e/6e eeuw, die zich voordoet als "Dionysius de Areopagiet", een tijdgenoot en bekende van de apostel Paulus. Eeuwenlang verkeerden theologen in de waan dat ze met een authentiek geschrift uit de apostolische tijd van doen hadden. Vandaar dat hij veel invloed heeft gehad op de christelijke theologie en daarmee ook op de engelenleer.

Volgens Pseudo-Dionysius bekleden de Serafijnen, Cherubijnen en Tronen de eerste rang; de Heerschappijen, Vorstendommen, Machten de tweede; De Krachten, de Aartsengelen en de Engelen behoren tot de derde rang. Thomas van Aquino (1225-1274) nam deze rangorde over. In de Bijbel vinden we nagenoeg geen informatie over de engelenrangen. De bijbelse bron van Dionysius' hemelse hiërarchie is onder meer die waarin sprake is van 'tronen, heerschappijen, vorstendommen, machten'. De auteur van de de Kolossenzenbrief heeft deze groepen ontleend aan de joodse engelenleer van zijn tijd.

De gevallen engelen

Terwijl we het de volgende dagen gaan hebben over de aartsengelen Michaël, Gabriël en Rafäel en de engelbewaarders, gaat het vandaag over de gevallen engel satan.

Toen Adam en Eva zich door hun zonde van ongehoorzaamheid onttrokken aan de wil van God, dan lezen we in het boek Genesis ook hoe zij daartoe aangezet werden door een verleidelijke en bedriegelijke stem, in de gedaante van een slang. De Heilige Schrift en de overlevering van de Kerk zien in dit wezen een gevallen engel, satan of duivel geheten (Joh. 8, 44 en Apok. 12,9).

De Kerk leert dat satan aanvankelijk een door God geschapen, goede engel is geweest. Maar samen met andere engelen heeft hij tegen God gezondigd (2 Petr. 2, 4). Deze "zondeval" betekent dat deze engelen in vrijheid gekozen hebben tegen God. Zij hebben God en zijn rijk radicaal en onherroepelijk afgewezen. De duivel wil zelf God zijn, Zijn macht en Zijn plaats innemen. Daarin bestaat zijn zonde.

Sindsdien laat de duivel niet af te strijden tegen God en allen die zich tot Christus belijden. De duivel, die "zondigt vanaf het begin" (1 Joh. 3, 8) blijft de mensen voortdurend misleiden; hij blijft een wig drijven tussen God en de mensen, net zoals hij geprobeerd heeft Jezus af te houden van de zending die Hij van de Vader gekregen had (Vgl. Mt. 4, 1-11). "De Zoon van God is juist gekomen om het werk van de duivel ongedaan te maken" (1 Joh. 3, 8). Het werk met de ernstigste gevolgen is de leugenachtige verleiding geweest die de mens ertoe gebracht heeft ongehoorzaam te zijn aan God.

De macht van de Satan is echter niet oneindig. Hij is maar een schepsel, machtig op grond van het feit dat hij louter geest is, maar nog altijd een schepsel: hij kan de grondvesting van het rijk van God niet verhinderen. Hoewel Satan in de wereld werkzaam is uit haat jegens God en zijn rijk in Jezus Christus, en zijn handelen zware schade toebrengt - van geestelijke en zelfs indirect van fysieke aard - aan iedere mens afzonderlijk en aan de maatschappij in haar geheel, wordt dit handelen toegelaten door de goddelijke voorzienigheid, die met kracht en met zachte hand de geschiedenis van de mens en de wereld leidt.

Het toelaten door God van het handelen van de duivel is een groot mysterie, maar "wij weten dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben" (Rom. 8, 28).

Aartsengelen

Volgens joods-christelijke overleveringen zijn er zeven aartsengelen. Drie van hen worden in de katholieke Kerk vereerd: Michaël, Gabriël en Rafaël. Aartsengelen zijn geestelijke wezens die in Gods nabijheid leven. Zij zijn op bijzondere wijze betrokken bij de verlossing van de mensheid. Het woord ‘aartsengel’ is via het Latijnse archangelus afkomstig van het Griekse archaggelos, een samentrekking van archè (‘leidend beginsel’, ‘heerschappij’) en aggelos (‘gezant’, ‘verkondiger’, ‘bode’). ‘Aartsengel’ duidt dus op de hoogste rang van gezanten, in dit geval gezanten van God.

De christelijke engelenleer is niet alleen schatplichtig aan de bijbelse geschriften maar ook aan joodse apocriefe boeken. Zo vormt het Boek van Henoch een belangrijke bron. Daarin wordt duidelijk gesteld dat er zeven aartsengelen zijn. Alle zeven worden zij zelfs met naam genoemd. In de Ethiopische versie van Henoch heten zij Michaël, Gabriël, Rafaël, Uriël, Raguël, Zerachiël en Remiël; in de Hebreeuwse versie heten ze echter Mikaël, Gabriël, Shatqiël, Baradiël, Shachaquiël, Barqiël (Bardiël) en Sidrië (of Pazriël). Ook bij de katholieke Dionysius is sprake van zeven aartsengelen, maar hij komt tot de volgende namenlijst: Michaël, Gabriël, Rafaël, Uriël, Chamuël, Jofiël en Zadkiël. Op welke bronnen hij zich baseert is niet duidelijk. De christelijke verering van de zeven aartsengelen is in praktijk afkomstig uit de Byzantijnse, de Koptische en de Ethiopische traditie. In de Latijnse traditie worden enkel Michaël, Gabriël en Rafaël liturgisch vereerd. Tijdens de Synode van Rome in 754 werd onder leiding van de heilige paus Zacharias bepaald dat de andere vier aartsengelen niet in een gebed mochten worden aangeroepen. De reden was dat daar onvoldoende bijbelse basis voor was.

De Aartsengel Michaël

De naam van de aartsengel Michaël, Hebreeuws voor 'Wie is als God', komt voor in het Oude Testament. De attributen van Michaël zijn divers. Soms houdt hij als aanvoerder van de hemelse legerscharen een banier op, dan weer draagt hij een zwaard of een lans waarmee hij de duivel en diens aanhangers te lijf gaat.

In het boek Daniël, hoofdstuk 10, vers 13, wordt hij beschreven als de voornaamste der vorsten en de beschermer van het vrome Israël. De engel geeft er aan Daniël de kracht die hij nodig heeft om zijn zending verder te zetten. In het Nieuwe Testament wordt de engel Michaël tweemaal vernoemd. De eerste keer in de brief van Judas, vers 9. Bekender is de passage in de Openbaring van Johannes, hoofdstuk 12, vers 7-12: hier wordt visioen verteld van de strijd tussen Michaël en de draak. Dat verklaard waarom de aartsengel Michaël vaak afgebeeld wordt als een strijden, met het zwaard in de hand en een draak aan zijn voeten.

Paus Gregorius I wijdde aan de engel Michaël de Engelenburcht te Rome toe. Dat was omdat de aartsengel tijdens een pestepidemie aan de paus verschenen was. Toen de engel zijn zijn vlammend zwaard in de schede stak hield de pestepidemie op. Deze gebeurtenis wordt gevierd op 8 mei in Rome.

Michaël wordt beschouwd als de aanvoerder van de hemelse legers in de strijd tegen satan. Ook is hij belast met het beschermen van de rechtvaardige zielen op de Dag van het Laatste Oordeel. Verder is hij beschermer van het volk van God.

Paus Leo XIII had op 13 oktober 1884 na de ochtendmis in zijn Vaticaanse privékapel een apocalytpisch visioen waarin satan voor Gods troon verscheen en de toelating vroeg om Zijn Kerk te beproeven. God gaf hem hiervoor gedurende één eeuw de toelating. Kort daarna schreef hij een gebed tot de Aartsengel Michael en bepaalde dat de gelovigen dit voortaan op het einde van elke mis moesten bidden. In 1960 maakte paus Johannes XXIII een einde aan deze verplichting en na het Tweede Vaticaanse Concilie raakte het gebed in de vergetelheid. Volgens experten begon deze periode kort voor de Eerste Wereldoorlog en loopt deze nu ten einde.

Gebed tot de Aartsengel Michaël

Heilige aartsengel Michaël,
verdedig ons in de strijd, wees onze bescherming tegen de boosheid en de listen van de duivel.Wij smeken ootmoedig dat God hem zijn macht doet gevoelen.En Gij, Vorst der hemelse legerscharen,drijf satan en de andere boze geesten, die tot verderf van de zielen over de wereld rondgaan, door de Goddelijke kracht in de hel terug. Amen.


De Aartsengel Gabriël

De engel Gabriël is Gods boodschapper bij uitstek. Gabriël betekent letterlijk 'sterke man Gods'. We zien hem dan ook meermaals optreden in de Bijbel, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Gabriël wordt vaak afgebeeld met een lelie of een olijftak in zijn hand. Als hemelse boodschapper bij uitstek draagt hij soms ook een stoffen tekstband met daarop de eerste woorden van zijn boodschap aan Maria: Ave Maria gratia plena (‘Wees gegroet Maria vol van genade’).

In het Oude Testament komen we hem tegen in het boek Daniël. Hoofdstuk 8, vers 15-26 van dit boek verhaalt over een visioen van de profeet Daniël. Daarin verschijnt hem iemand ‘die er uit zag als een man’. Een stem vanuit de verte beveelt Gabriël ervoor te zorgen dat Daniël zijn visioen begrijpt. In hoofdstuk 9, vers 21, vliegt Gabriël tijdens het gebed van Daniël naar hem toe om uitleg te geven over hoe en wanneer God de zonden van Israël zal vergeven.

In het Nieuwe Testament komt Gabriël ook tweemaal voor. In het evangelie volgens Lucas, in hoofdstuk 1, vers 11-20, lezen we de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper. Zacharias vraagt of hij wel zeker kan zijn van deze aanstaande geboorte. De engel antwoordt: "Ik ben Gabriël die voor Gods aanschijn staat, en ik ben gezonden om om u te spreken en u deze blijde boodschap aan te kondigen ..." De voor ons, christenen, belangrijkste rol van de engel Gabriël is zijn in hoofdstuk 1, vers 26-38 van hetzelfde evangelie volgens Lucas, beschreven aankondiging aan Maria van haar aanstaande maagdelijke zwangerschap en de geboorte van Jezus 'die de Zoon van de Allerhoogste' zal worden genoemd. De christelijke terminologie voor deze aankondiging is 'Annunciatie' of 'Aankondiging aan Maria'.

Het eerste deel van het Weesgegroet is gebaseerd op de woorden die Gabriël toen tot Maria gesproken heeft: Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u, Gezegend zijt gij boven alle vrouwen en gezegend is de vrucht van uw lichaam, Jezus.

De Aartsengel Rafaël

Rafaël is een Hebreeuws woord dat 'God heeft genezen' betekent. Rafaël wordt in de katholieke leer vereerd als de engel die genezing en bescherming biedt aan de mensen die onderweg zijn naar het Hemels Paradijs. Hij komt alleen voor in het boek Tobit (hoofdstuk 5 en verder). Daar vergezelt hij de jonge Tobias, zoon van Tobit, op zijn gevaarlijke reizen. Dankzij Rafaël slaagt Tobias er ook in om zijn vrouw Sara en ook zijn vader Tobit, die blind geworden was, weer kan genezen. Pas helemaal op het einde van deze wonderlijke gebeurtenissen maakt Rafaël zijn ware identiteit bekend. Op beeltenissen wordt Rafaël vooral voorgesteld als een pelgrim met een wandelstok. Dit omdat hij in het boek Tobit, Tobias op zijn verre reis naar Medië vergezelt en beschermt.

Dit zijn enkele van zijn woorden: "Toen u bad, u en uw schoondochter Sara, heb ik uw gebed onder de aandacht van de Heilige gebracht. Ik was het ook die, toen u de doden begroef, u nabij was. Ook toen u zonder dralen opstond en uw maaltijd liet staan om een dode te begraven, is doe goede daad me niet ontgaan, maar was ik bij u. En daarom heeft God me gezonden om u te genezen, evenals uw schoondochter Sara. Ik en Rafaël, een van de zeven heilige engelen die de gebeden van de heiligen opdragen en toegang hebben tot de heerlijke troon van de Heilige."

De beschermengelen

Vanaf onze geboorte tot onze dood worden wij omringd door de bescherming en de voorspraak van de engelen. Iedere gelovige wordt terzijde gestaan door een engel, zijn bewaarengel, om hem als een behoeder en herder naar hèt leven te leiden. Pater Pio zag zijn engelbewaarder en sprak met hem. Paus Pius XI en Johannes XXIII gaven hun engelbewaarder boodschappen, anderen geven hem een naam, velen bidden vaak tot hun engelbewaarder het volgende gebed:

Heilige engel van God, broeder en vriend, beschermer van mijn lichaam en mijn ziel. Innig bid en smeek ik u: weer van mij alle gevaar en verleiding; ontvlam in mij liefde voor de Heilige Drie-eenheid, die mij aan u toevertrouwde; en leid mij op de weg van het heil tot het eeuwig leven. Amen.

In tijden zoals deze is het heel belangrijk te weten dat uw engelbewaarder bestaat en ongeduldig wacht op al uw verzoeken. Als het om goede bedoelingen gaat, kunt u hem met gebed en nederigheid, maar steeds met Gods goedkeuring, vragen om bepaalde handelingen of opdrachten uit te voeren, te bemiddelen. Zij zijn immers onze bewakers en zij geven ons informatie. Vele goede gedachten zijn te danken aan onze engelbewaarder, net zoals vele ongewone "plotselinge" ingevingen. Hij fluistert ons veel in het oor.

Ze lichten ons in en leiden ons, net zoals ze dat bij Jozef en Maria deden, en ze dienen ons. Wanneer u zich slecht voelt of ziek bent, als u echt iets nodig hebt, wanneer u een belangrijke beslissing moet maken, vraag dan zijn tussenkomst. Hij zal blij zijn dat u hem aanroept en dat hij u mag helpen. Wees u voortdurend bewust van zijn aanwezigheid. Vraag hem u voor te gaan en u de weg te tonen, vooral in moeilijke omstandigheden. Vraag hem om tussen te komen bij de engelbewaarders van dezen met wie u het moeilijk hebt. Wanneer u verdriet hebt, vraag hem om dit weg te nemen. Als u angstig bent, vraag hem om uw angst weg te nemen. Hij beschermt ons tegen kwade aanvallen.

Hoe meer u hem aanroept, hoe meer hij rondom u is. Hoe meer u tot hem bidt, des te meer is hij in staat om te helpen. Uiteraard dient u dit steeds te doen in Jezus' naam en met de hulp van Maria, de Koningin der Engelen. Zelfs in de kleinste zaken, waar u zich meestal niet van bewust bent, komt hij tussen. Wees dankbaar dat hij er is.